Van veel deelnemers aan de workshops hoor je dat het maken van een scherpe foto toch wel het belangrijkste leerpuntje is. Het lijkt zo voor de hand liggend met onze auto-focus en onze stabilizers. Het zijn echter slechts hulpmiddelen die ons net zo vaak in de steek laten. Scherpte vinden is één van de lastigste dingen van de fotografie. Vooral omdat scherpte zich later niet meer laat corrigeren. Andere zaken lukken nog wel in de nabewerking, maar verscherpen heeft alleen nog zin als de foto al min of meer scherp is. Veel factoren zijn daarop van invloed. Hieronder vind je de belangrijkste.
Meebewegen heet 'panning'. Zorg voor een sluitertijd die iets van de foto scherp houdt. De bewegingsstrepen geven snelheid aan de foto. Bewuste onscherpte dus.
Algemeen
- Hoe houd je de camera vast. Dat is een bekende en een hele belangrijke. Hand onder de lens, rustend op je vingertoppen en niet van bovenaf pakken. Dit levert minimaal hetzelfde stabiliserende effect op als je ingebouwde stabilizer. Maar is gratis.
- Hoe adem je. Afdrukken dus bij het eind van het uitademen, net voor je weer gaat inademen. Hou nooit je adem in en praat niet. Stembanden, ademhaling en hartslag hebben ook invloed.
- Heb je überhaupt een vaste hand. Jagers, darters en handboogschutters weten je dat wel te vertellen. Dus 'in de roos schieten' is gewoon een trainbare vaardigheid.
- Sta stabiel. Benen diagonaal spreiden onder je lichaam, iets door de knieën en armen iets gebogen. Ga je hurken, zorg dan eerst voor een goede, stabiele en ontspannen houding. En doe je rugtas af!
Niet zo....
Maar zo!
- Waait het hard waardoor je onmogelijk goed stil staat? Schrap zetten of uit de wind gaan staan.
- Is er trilling op het vlak waarop jij je bevindt (brug, auto, houten vloer, boot, etc.). Motoren uit!
- Scherpte/diepte wordt uiteraard beïnvloedt door de keuze van je diafragma. Dus als je eenmaal gekozen hebt voor dat ene scherpstelpunt, dan kun je meer in de scherpte laten vallen door kleinere openingen (grotere getallen) te kiezen. Je sluitertijd wordt dan wel lager.
- Resolutie en onderscheidend vermogen van objectief en sensor en de verhouding tussen die twee.
Oftewel hoe goed zien je objectief en je sensor details (en elkaar). Dit is misschien geen scherpte waar we zelf invloed op hebben, maar dat wordt wel als zodanig ervaren door ons oog. Ook hier geldt vaak; hoe duurder, hoe beter.
- Kalibratie van objectief t.o.v. de sensor. Front- en backfocus kunnen een rol spelen. Dus je bent net niet scherp op je focuspunt, terwijl de camera dit wel aangeeft. Heeft eigenlijk alleen effect bij telelenzen.
Goed voor de buikspieren maar slecht voor de foto.
Hoeveel handicaps wil je hebben?!
- Heb je en gebruik je de IS (image stabilizer) of VR (vibration reduction) en gebruik je stand 1 of 2 (de richting en/of mate van stabiliseren). Maar ook daar zitten grenzen aan. Maximaal 10 tot 20% uitslag kan hij opvangen.
- Uit de hand fotograferen vergt dus handigheid. Ben je nog niet zover, houd dan een ondergrens aan in je sluitertijd van een 1/125. Je ISO instelling heb je dan nodig om daarboven te blijven.
- Kom je in het kritische gebied, dan stap je over op (een stabiel) statief, of rijstzak, of legt de camera ergens op (pas op trilling van de ondergrond!). Gebruik dan de timer, een draadontspanner of afstandsbediening.
- Om er zeker van te zijn dat het lukt om scherpe foto’s te maken, kun je natuurlijk gewoon altijd op statief werken. Zeker bij landschappen is dat aan te bevelen. Bedenk wel dat je onderwerp de sluitertijd bepaalt! Dus waait het in je landschap, dan toch ook hogere sluitertijden hanteren.
- Hanteer voor het gemak een sluitertijd gelijk aan je gebruikte brandpuntafstand (1/100e bij 100 mm, 1/200 bij 200 mm, etc.). Maar dit is slechts een ezelsbruggetje en meer niet.
- Bedenk wel dat ook bewegende onderwerpen een minimale sluitertijd vragen. Afhankelijk uiteraard van hun bewegingssnelheid (houd minimaal een 1/250 aan bij licht bewegende onderwerpen).
- Schiet uit de hand altijd meerdere beelden achter elkaar (de burst stand), dan valt er vaker iets goed in de scherpte.
- Fotografeer wat ruimer dan je uiteindelijk zou willen snijden. Met lagere f-getallen ben je op grotere afstand sneller scherp rondom je onderwerp en behoud je hogere sluitertijden. Hoe dichterbij je fotografeert, hoe hoger je f-getal moet zijn voor meer scherpte/diepte. Je sluitertijd gaat dan wel onderuit.
- Gebruik je ISO waarde veel vaker om te lage sluitertijden bij te schakelen. Wees niet bang voor ruis, want ‘zonder ruis kun je naar huis’. En onscherpe foto’s kun je in ieder geval weg gooien.
- Het opklappen van de spiegel heeft invloed op je scherpte door trilling van het camerahuis. Gebruik op statief de opklapstand voor je afdrukt. Je kunt dan wel maar één beeld tegelijk maken.
- Als je op statief fotografeert, dan moet de stabilizer uit, want die heeft last van de resonantie van de statiefkop. Soms geldt dat ook voor op rijstzak en zeker als je de camera op een harde ondergrond zet bij het maken van een foto.
Hoe kleiner het getal, hoe groter de opening, hoe minder scherpte in de diepte. Laag is vaag dus.
Met de Autofocus
- Je onderwerp beweegt en/of jij beweegt. Met AI-servo (AF-C) kun je dat deels oplossen. Die blijft het onderwerp volgen ook al heb je net gefocused.
- AI Focus is ook nog een optie als je jezelf wel vertrouwt, maar je onderwerp niet.
- Keuze van je scherpstel gebied. Dat kan een enkelvoudig scherpstelpunt zijn, maar ook meerdere daar omheen. Een enkelvoudige kan soms niet goed contrast waarnemen op het scherpstelvlak en dan gaat hij al af, ondanks dat hij nog niet volledig heeft gefocused. Of de camera blijft ‘hunten’. Ook irritant, want dan gaat hij helemaal niet af. Bij meerdere scherpstelpunten daarentegen loop je het risico dat een gemiddelde scherpte nou net niet daar scherp is waar je hem het liefste wilde hebben.
- Blijf buiten je minimale scherpstelafstand (of ga over op manual focus). Kom je daarbinnen, dan blijft het beeld onscherp en kun je niet afdrukken. Telelenzen hebben grotere scherpstelafstanden dan groothoek of macro objectieven. Gebruik ook eens een zogenaamde tussenring om die (brandpunt)afstand te verkorten.
Slecht voor je rug en slecht voor de foto.
Bovengreep van de lens en een slingerende rugtas maakt het leveren van een scherpe plaat vrijwel onmogelijk.
Handmatig scherpstellen
- Met de hand scherpstellen heeft de voorkeur bij macro en landschap (ook vanaf statief). Je bent dan volledig in regie op welk punt je mikt. Je moet dan wel vaak meerdere beelden schieten terwijl je focused. Niet alles is raak.
- Je oculair is niet goed afgesteld op je oogsterkte. Dan zit je er zo wie zo naast. Met life view scherpstellen is een mooi hulpmiddel (mits je dan wel weer goede ogen of een goede bril hebt).
- Je IS werkt niet bij sommige objectieven, dus dat is een extra handicap.
- Omdat je aan je objectief draait, zal je meer beweging hebben en moet je dus goed opletten wanneer je afdrukt.
Dat zijn wel zo'n beetje de belangrijkste items waardoor je scherpere foto's gaat maken. Oefening baart kunst. Natuurlijk kan onscherpte in je foto een extra esthetisch effect geven, maar dat hebben we hier buiten beschouwing gelaten. En ter geruststelling, van alle collega fotografen is ook minimaal de helft van hun beelden onvoldoende van scherpte, of heeft de scherpte op de verkeerde plaats. Dus wanhoop niet!