In het begin was ik als vijftiger verreweg de jongste op het park. Mijn buren lazen vooral boeken en hadden het al snel te koud. Dus een enerverend buitenleven was er niet. En er waren geen wipwappen, dus voor kinderen ook minder geschikt. Ja, het was er heerlijk rustig. Totdat!
Ineens bleek tweeverdienend Nederland in de eerstvolgende crisis, die van Covid19, het recreatieobject te hebben herontdekt. Deze categorie kopers heeft blijkbaar enkele tienduizenden euro's nutteloos ergens geparkeerd staan. Dus wisselden de meeste chalets van eigenaar. Jonge gezinnen met jonge kinderen, of late babyboomers met neurotische honden. Een van de allerergste geluiden voor een hypergevoelig oor, is de blaffende hond. En je hebt blijkbaar tegenwoordig geen normaal huishouden meer als je niet minimaal twee honden hebt. En aangezien die mensen het allemaal veel te druk hebben met nog meer spaargeld vergaren, slaan ze de puppy training gemakshalve maar over. Het resultaat is, dat er de hele dag honden op elkaar aanslaan. En ook nu weer fantaseer ik van geweren, vlammenwerpers, giftige kluiven en stembandenknipschaartjes. Niet normaal natuurlijk, maar ik heb dan ook een ziekte.
En dan komen er drie droge zomers achteraan en is de aanpalende graszoden boer genoodzaakt om wekenlang (vooral in de nacht) zijn beregening aan te zetten. Lekker monotoon. De meeste mensen vallen ervan in slaap. Ik lig te tellen. En vorig jaar werden we ook al getrakteerd op die mariniers die niet naar Zeeland wilden. Ze kwamen naar Nieuw Millingen en namen hun helikopters mee. Oefenen vooral boven ons park en onze aangrenzende natuurgebieden. Je hoeft er niet heel erg gestoord voor te zijn om het wel te worden. Chinooks die urenlang boven jouw heideveldje hangen om droppings te oefenen. Ik stak laatst mijn middelvingers op en toen vlogen ze als toetje nog een paar keer extra over mijn hut. Zeeland, tel je zegeningen!
Voor veel geluidsoverlast kun je vluchten, of je er voor afsluiten. Zowel mentaal als met oordopjes. Maar er zijn geluiden die je niet kunt ontwijken zonder daar een sociale rel mee uit te lokken. Menselijke geluiden. Al in mijn jeugd was het uitzitten van de warme maaltijd met ons gezin een verzoeking voor mij. Vooral, omdat mijn vader het nodig vond om ons aan tafel het zwijgen op te leggen. Zelf was hij de grootste smakker die ik ooit ben tegen gekomen. Ik heb hem er wel eens van verdacht dat hij er genoegen in schiep om zoveel mogelijk herrie te maken met zijn vreetmachine en dat hij het juist daarom stil wilde hebben. De moorddadige gevoelens die dat bij mij opriep waren echt onbeschrijfelijk. Ik ben wel eens gevlucht met mijn bord eten, of lokte ruzie uit, zodat ik werd weggestuurd. Vooral als we macaroni aten. Dat maakt onbedoeld al een bak binnensmondse herrie. En zodra er ergens zakken chips verschenen, dan droomde ik al van onbewoonde eilanden. Zoutjes leveren sowieso aan beide kanten hoge bloeddruk op. Het zout bij de consumeerder en het geluid bij de toehoorder.
Een bepaald percentage mensen maakt ook enorm veel geluid bij het wegslikken van dranken. Het lijkt wel alsof hun adamsappel struikelt in hun slokdarm. Ook zij kunnen daar niets aan doen. Ik wel; wegrennen. Daarom vind ik uit eten gaan ook zo fijn. Dan vervagen die eetgeluiden in het geroezemoes van het restaurant en in het gesprek dat we zelf voeren. Maar je voelt hem al aankomen; ik hoor alle gesprekken in het restaurant door elkaar en woordelijk. Ik kan de strekking van tenminste drie andere gesprekken inhoudelijk volgen. Tenzij die Hollandse horecaffers met hun serviesgoed gaan staan smijten. Werkelijk een gruwel hoe het in hun werkschema past om juist bij een volle zaak de vaat te gaan herinrichten, terwijl er ook al een kakofonie heerst van babbelende mensen en schuivende stoelen op stenen en houten vloeren (til die dingen nou eens op als je opstaat!). Tel daar dan ook nog bij op de cappuccino apparaten en muziek van het genre Whitney Houston, Celine Dion, Mariah Carey, Laura Pausini, of de Nederlandse Whitney, Glannis Crace en ik ben klaar voor de sloop. Van dat restaurant wel te verstaan. Waarom moeten die vrouwen schreeuwen als ze ‘zingen’ en waarom vinden mensen dat mooi? En wie heeft ooit bedacht dat dit ook als achtergrondmuziek zou kunnen dienen. In de bouwmarkt ben ik geneigd om een hamer ter hand te nemen en op zoek te gaan naar de speakers. Het is hetzelfde als je in iemands oor gaat liggen schreeuwen die net probeert in te slapen. De hel! Lunchafspraken werden dus weer boswandelingen en diners werden gewoon zelf thuis uitgeserveerd. Ik hou daar het gesprek wel gaande en zet een stukkie muziek op. Easy listening meestal.
Er is een menselijk geluid dat sowieso niet onbesproken kan blijven; het snurken. Ook daar kan de afzender niets aan doen, maar het verwoest het leven van de ontvanger. Zeker als je daar tekst aan geeft. Hoe tactvol ook, het levert scheidingen op. De motivatie van de snurker is, dat hij of zij er geen last van heeft en lekker door slaapt. Het wordt pas echt lastig als de oorzaak van dat snurken een dikke nek is, als gevolg van een ongezonde leefstijl. Dan komt er een bespreekpuntje bij. Vaak is slaapapneu ook terug te leiden tot een te zwaar bovenlijf. Dan zou je de snurker kunnen verzoeken af te gaan vallen. Voor zijn of haar gezondheid en voor jouw nachtrust en dus ook voor jouw gezondheid. Ik geef het weinig kans. Besluit je in dit conservatieve en Calvinistische land dan maar apart te gaan slapen, dan wordt dat geheid ervaren als een forse afwijzing, of het voorportaal voor een aanstaande scheiding. Simpele oplossing met een ingewikkelde consequentie. Over het algemeen hebben snurkende mannen minder moeite met de gedwongen logeerpartijtjes van hun vrouwen. Andersom levert het opmerkingen op als; 'je houdt niet meer van me', 'je accepteert me niet zoals ik ben', 'wat hebben we samen dan nog', etc. Voor mij altijd de reden geweest waarom bij een one night stand, de stand geen stand hield. Tenslotte was die toch al niet bedoeld voor de lange duur.
Ik zou nog even vuur spuwen over de motor. Nou heb ik last van elke motor, maar die op twee wielen spant de kroon. En volgens mij heb je daar ook nog last van al ben je slechthorend. Ik denk zelfs dat de rust van een dove nog wordt verstoord door die krengen. Om op de weg te mogen rijden, moet de RDW een vergunning afgeven. En dat doen ze onder andere op basis van het aantal decibels dat een voertuig verspreidt. Voor motoren wordt kennelijk een uitzondering gemaakt. Of zou het zijn dat bijna alle dealers er standaard een knalpijp onder zetten, nadat hij uit de fabriek komt. Als marketing instrument; een motor moet herrie maken, want anders ben je een mietje. BMW bewijst al jaren dat een motor niet meer geluid hoeft te maken dan een auto, maar voor de andere merken kunnen ze niet genoeg lawaai maken. Ik hoorde ooit een strakke meid in een strak leren pak zeggen, dat ze bewust Moto Guzzi reed, want dan stak er tenminste niet ineens wild over als zij er aan kwam scheuren. Want scheuren schijnt er ook bij te horen, anders maakt hij nog te weinig herrie. Overal in Nederland waar je van je rust probeert te genieten, op het strand, de heide, in het bos, op het water, in weilanden, of verzin een natuurgebied, de lucht is tientallen kilometers in de omtrek, meestal zo tussen 11.00 uur en 16.00 uur zwanger van die tering herrie. De dames en heren motormuizen gaan dan toeren. Liefst in grote groepen, lekker achter elkaars uitlaatpijp hangen. De weg versperren, de lucht verontreinigen en benzine verslinden. Fijne duurzame hobby. Aan hun rijtijden te zien, zijn het vaak diezelfde snurkende vetnekken. Flink uitslapen, stevig ontbijten, stukkie lui brommen en dan gauw weer op tijd naar de vette frieten.
Toen ik vroeger een brommertje had, werd ik op weg naar school regelmatig op de rollenbank gezet. Behalve dat ze controleerden of hij niet was opgevoerd, werd ook meteen gecontroleerd hoe het met de decibels zat. Dus of ik er wel een originele uitlaat onder had zitten. Ik denk dat ook dat deel van de wegpolitie is wegbezuinigd. Het zijn tegenwoordig scootertjes en die maken zo mogelijk nog meer lawaai. En dat galmt zo lekker tegen gevels van huizen, flat gebouwen en winkelpuien.
En dan komen we bij de menselijke stem. Met mijn afwijkingen ben je daar meer dan gemiddeld op gefocust denk ik. Dus op voorhand excuses aan iedereen die ik nu gewild of ongewild ga beledigen, kwetsen, tekort doen, of bekritiseren. Het zegt niets over jullie als persoon, maar over jullie geluidsoverlast. Jullie kunnen het ook niet helpen. Ik ben zo benieuwd of anderen dat ook hebben bij deze figuren, maar dan zonder mijn type afwijking. Daar komt in mijn geval nog bij dat ik als tekstschrijver nogal gevoelig ben voor taalgebruik. En hoe lelijker, hoe harder mijn oren moeten werken. Ik kan me helaas niet beperken tot het horen van de techniek van het spreken, zoals dictie, klank, toonzetting, articulatie, of intonatie. Als daar ook nog lelijk taalgebruik bij komt kijken, dan heeft mijn luisterend oor het zwaar. Sommige delen van slecht taalgebruik schurken tegen klanken aan. Het veelvuldig gebruik van het woord uh (uuuuuuuuuuh) valt daar onder. De twee kampioenen daarin zijn Agnes Jongerius (ooit voorzitter van het FNV) en Ingrid van Engelshoven, nu nog net minister van VWS. Die presteren het zelfs om een woord te laten eindigen in een uh. Dittuh issuh dussuh ookuh maaruh un mening uuuh. Zouden die mensen die zo enorm irritant klinken, wel doorhebben dat hun boodschap totaal niet over komt? Hebben die geen mediatrainers?
Stopwoordjes en stopzinnetjes vallen een beetje buiten mijn afwijking, maar zoals gezegd, ze vallen mij meer dan gemiddeld op. 'Zeg maar' staat natuurlijk met stip op één. En verder; ‘ja, weet je, 'heb ik zoiets van', 'bij wijze van spreken', 'zak moar zegguh', 'als ik heel eerlijk ben', 'u heeft gelijk als u zegt' (en dan iets heel anders samenvatten). En tegenwoordig steeds vaker, te pas en te onpas, het woord 'tegelijkertijd'. Zo van, kijk mij eens even lekker genuanceerd zijn. Kampioenen daarin zijn ministers in persco's. En dan laat ik de dooddoeners, platitudes, clichés, verbasteringen, versprekingen, accenten en spraakgebreken maar achterwege. Soms kun je er ook geen vinger achter krijgen en is het waarschijnlijk heel persoonlijk. Dus komt er nu een rijtje namen waar misschien alleen mijn gehoor onwel van wordt.
De heren; Jeroen Grueter (slepend, afgeknepen en maakt zinnen niet af), Paul de Leeuw (gemaakt grappig een onverstaanbaar brabbelend, maakt ook nooit zinnen af), Mathijs van Nieuwkerk (zelfingenomen, elitair en gehaast), Pierre van Hooijdonk (hakkelend en traag sprekend), Gerri Eijckhof (sorry, toch een splaakgeblek), Hugo de Jonge, Wobke Hoekstra en Ferd Grapperhaus klinken als robots. Saai, traag, veel herhalingen, voorspelbaar en nietszeggend. Maar dat zijn er wel meer in de tweede kamer.
De dames; Linda de Mol, Tooske Ragas, Caroline Tensen, Mies Bouwman, Froukje de Both, Brigitte Maasland, Chazia Mourali, Marijke Helwegen, Myrna Goossen, Pernille la Lau, Jojanneke van den Berge (allemaal te hard, te hoog, maar vooral te nep). Misschien komt dat, omdat vrouwenstemmen over het algemeen wat hoger in de octaven liggen en dus scheller over komen. En dan nog Sonja Barend, Talitha Muusse, Fidan Ekiz en Margriet van de Linden (stel eens een afgeronde vraag, laat mensen uitpraten en hou je mening voor je), Marieke de Vries (vooral heel monotoon en ratelt maar door). Maar dat geldt wel voor meer vrouwelijke correspondenten. Ghislaine Plag en Susanne Bosman (rond eens een vraag af en klets niet overal doorheen), Lara Rense (hallo, we zitten niet naar het Jeugdjournaal te luisteren). Marijn Frank spant de kroon met haar nasale kopstem. Die doet echt pijn. Anita Witzier daarentegen kan ik de hele dag wel naar luisteren. En de nacht ook. Ik denk dat ik zelfs haar gesnurk wel zou kunnen hebben. Dat geldt trouwens ook voor Annechien (androchien) Steenhuizen. De net iets te mannelijke vrouw aller vrouwen.
En wat trek ik verder niet aan geluiden; opera's, aria's, kettingzagen, bladblazers, drilboren, rolkoffers, klapperende staglijnen tegen masten, huilende baby's, krijsende kinderen (meisjes vooral), klikpennen, oma’s en moeders met een kopstem, hijgende dikzakken, volkszangers, kakelende huisvrouwen, brallende huismannen, schreeuwende coaches, klapperende deuren, lekkende kranen, piepende banden, slippende v-snaren, verder alle piepertjes en zoemertjes, straaljagers, zuigen op natte stoffen, rappers, doedelzakken, sociaal wenselijk schaterlachen en alle stemmen in alle commercials.
Ik red het verder prima zonder pillen, dank u. Ik zie het maar zo; het is nooit saai in mijn leven. En ik heb er ook mijn kracht van gemaakt. Ik herken inmiddels alle vogelgeluiden van Nederland en in een groep kinderen hoor ik precies waar de pijn zit. Van echt goeie muziek geniet ik meer dan gemiddeld en fluisteren in mijn gezelschap, dat werkt niet. Het ruizen van de wind en de zee, het zingen van een kind of een vogel, het luisteren naar een podcast, of een lekker stukkie muziek, masseert mijn trommelvliezen. Als het maar niet een te harde massage is.
Aan het einde van het jaar 0 mocht ik twee dagen voor Kerst ook nog even twee kiezen laten trekken. Gelukkig had ik twee hele zachte kerstdinertjes gepland staan. Ook kwam er een eind aan een moeizame relatie. Het was al wel de tweede keer in 2020, maar nu voorgoed. Er waren vele redenen waarom het niet meer ging. De enige reden die overbleef was, dat we perfect bij elkaar pasten. Maar plus maal min is ook 0. Zij besloot alles opnieuw te gaan doen. Nieuwe baan, nieuwe auto, nieuw huis, nieuwe vriend. Vanaf begin november was het ineens heel stil in huis. Geen humor meer, geen etentjes, geen goeie gesprekken, geen uitstapjes, sfeer onder 0, niks, niente, nada. Had helemaal niets met Corona te maken. Ik ben maar weer gaan daten. Ook geen feest. De vrouwen waar ik aan word gematcht, beginnen steeds meer op mijn moeder te lijken. Tijd zat dus om na te denken en opnieuw te beginnen. Vanaf 0 dus.
Wonen in Oostenrijk
Wonen in Friesland
In de natuur is het al niet beter. Onze zangvogeltjes doen er massaal het zwijgen toe, of zijn zelfs alweer naar huis. Meestal ergens in Afrika. De laatste vlinder is op zoek naar de laatste nectar op de laatste bijna uitgebloeide bloem. Extra zijn de muggen die je nu uit je slaap houden. Het is een nikserige maand zo tussen zomer en herfst in. De temperaturen zijn nog verleidelijk zomers, maar worden al afgewisseld door miezerige, sombere dagen. Hèt stopwoordje van onze weersvoorspellers als ze het zelf ook niet meer weten, luidt dan ook; wisselvallig. En dat is zo’n typisch augustus woord. De dagen worden voelbaar en zichtbaar korter. En het is de oogstmaand. Als de oogst al meevalt na een veel te droge zomer, levert het in ieder geval weer kale akkers op en wordt dit vlakke land weer wat het is; kaal en vlak.
Begraven in Oostenrijk
Begraven in Friesland
Het bedrijfsleven komt langzaam weer op gang, net als de files. Hebben we het heerlijk rustig gehad hier, omdat goed verdienend Nederland elders verbleef, mogen we nu weer aansluiten in de rij. En de scholen beginnen ook weer, dus schreeuwende schoolpleinen en slingerende fietsertjes. Het is weer opletten geblazen in het openbare leven. Ik denk dat het allemaal meer opvalt na een vakantie in een doorgaans veel rustiger en vooral toleranter buitenland. Dit jaar mocht ik een week naar Oostenrijk en daarna een weekje Friesland. Tussen beiden zit wel vijftien uur file rijden, maar ik heb me volledig aangepast gevoeld. Hele vriendelijke, geduldige, beleefde mensen, zowel de Oostenrijkers als de Friesen. Ze waren beiden niet te verstaan, dus misschien scholden ze me wel verrot met een glimlach om de mond. Maar ik heb in die twee weken niet één middelvinger gekregen. Ik was nog niet over de grens bij Breda richting Utrecht en ik was al tweemaal gesneden, had een mistlicht te pakken omdat ik wél met de toegestane snelheid links inhaalde, had inderdaad al een middelvinger gehad omdat ik iemand gebaarde dat zijn geapp achter het stuur leidde tot gevaarlijke situaties en werd er weer eens niet tussen gelaten bij een wegversmalling. En dat alles binnen het uur.
Religie in Oostenrijk
Religie in Friesland
Bij thuiskomst bleek de rekening op 0 te staan. Vakantie voor een zzp-er betekent fors interen op je omzet en dus begin je letterlijk weer op 0. Even hier en daar wat uitstel vragen en wat geld lenen en je kunt weer even vooruit. En dan moeten de magere maanden nog komen. In mijn koopkrachtplaatje zit in ieder geval geen plus en mijn miljoenennota is meer een tientjesnota. Nee, augustus brengt voor mij te veel onzekerheid en au in de portemonnee.
Het eten in Oostenrijk
Het eten in Friesland
Was er dan helemaal niks van pijn verzachting deze maand? Zeker wel. Ik blijf goede vrienden met mijn vriendin, ik heb een leuke part time baan bij een zorginstelling gevonden, ik hoef niet meer te sproeien, want het regent eindelijk eens in Nederland en ik ben dik tevreden over mijn vakantiefoto’s. Bij Jinek zat een psychiater die ons adviseerde om ons verdriet en onze ellende te ontvangen als een geschenk en er van te leren om weer verder te kunnen. Augustus is voor mij dus eigenlijk meer een leermaand vol met levenslessen.
Red de rijke weide. Campagnes van natuurbeschermingsorganisaties vragen een lange adem.
Agrarisch Nederland ziet er monotoon en aangeharkt uit. Daar leeft vrijwel niets meer.
Maar het buurtgeluid dat me het meest is gebleven, voornamelijk op zondag, is dat van de grasmaaiers in de buurt. Zonder motor nog, dus met het handje. Toentertijd vooral van het merk Husqvarna, uit Zweeeeden. De metalen messen die over het snijbord scheerden, waren door de gehele buurt te horen. Je kon ook horen wie zijn maaigereedschap goed onderhield en wie niet; hoe botter de messen hoe indringender het geluid. En hoorde je er een, dan volgenden er meer. Waarschijnlijk staken ze elkaar allemaal aan. Zo van; ’oh die doet het ook op zondag, dan kan ik ook’. Ik woonde in een buurt met kleine tuintjes. Dus de klus was doorgaans snel geklaard. Tegenwoordig zijn de meeste tuintjes bestraat, maar vroeger pronkte je daar nog mee naar de buurt. Er was zelfs een commissie die prijzen uitdeelde voor de mooiste voortuin. De woningbouwvereniging heette niet voor niets: Het Goede Woonhuis. Voor de gegoede burger. Wij dus; vader, moeder en vier kindertjes.
Dus ook wij maaiden naar hartenlust. Nou ja wij, gelukkig had ik een ziekelijk perfectionistische vader. Alleen hij maaide in rechte lijntjes en op de juiste hoogte. Wij hadden vrij. Als puber knulletje deed in veel tuinonderhoud bij kennissen. Voor een paar centen mocht ik alle zaterdagen helemaal los. Ik bleek net zo’n ziekelijke perfectionist te zijn als mijn vader, dus opdrachten genoeg. Tussen mijn veertiende en mijn drieëntwintigste heb ook ik me bekwaamd in het maaien. Kaarsrecht en op de juiste hoogte.
Gemeentelijke percelen extensief onderhouden, levert spectaculaire kruidengroei op. Lekker laten staan!
Biologisch boeren kan economisch wel degelijk uit en levert spectaculaire landschappen op.
Tijdens mijn eerste uithuizige jaren, waren tuinen ver weg. Op kamers, bij hospita’s en in appartementen, tuinieren hoorde daar niet meer bij. Mijn eerste eigen woning, ook in Hilversum, had een tegeltuintje achter en een postzegel voor. Dus verder dan patio potten kwam ik niet. Rond de eeuwwisseling kocht ik een boerderij met drieduizend vierkante meter grond eromheen. Toen wij het bouwvalletje kochten, was het erf helemaal verwilderd. Jasmijn, vlier, Japanse kers en heel veel soorten onkruid en grassen domineerden het erf. Omdat we de eerste zeven jaar alleen maar moesten zien te overleven in een volledig gestript monument, was ook nu tuinieren een ver van mijn bed show. Totdat de boerderij af was en ik in mijn manische fase besloot om van die drieduizend vierkante meter, minimaal tweeduizend meter te gaan inzaaien. Met gazon wel te verstaan. Dat heb ik geweten. Ik was wel zo slim om geen Husqvarna handmaaier aan te schaffen, maar een heuse zitmaaier. Met zo’n mini trekker voelde ik me toch nog een beetje boer. Het was een zogenaamde mulchmaaier, dus gras harken of opvangen hoefde gelukkig niet. Dat was maar goed ook, want je moest al verticuteren, bemesten, bekalken, besproeien, bekanten en nog meer van die tijdrovende klusjes. Onkruid verwijderde ik met de hand. Ik zei al, ik zat in mijn manische fase. Ik besloot tweemaal per week te maaien, want dat gaf toch het mooiste resultaat. Op het laatst leek het wel een golfbaan. Het moest destijds allemaal doordeweeks, want ik woonde zo’n beetje in het zenuwcentrum van de Bible Belt. En om ons eigen assimilatie proces niet te verstoren, hield je je op zondag koest. Kerkklokken klonken dan maar liefst driemaal op een zondag.
Biologisch en ecologische landbouw is op de lange termijn voor elke levend wezen van levensbelang.
Minder vlees, maar dan wel dit vlees. En natuur op de koop toe. Wie kan daar nou tegen zijn.
Het is weer maaiseizoen. De lente is halverwege en dus moet het gras er weer vanaf. Boeren en gemeentes zitten in hun manische maaifase. De boer omdat hij het vreten voor zijn koeien in de komende winter veilig wil stellen en de gemeente, ja waarom die eigenlijk?
Ik heb pas de laatste jaren door gekregen dat als je iets afmaait, je dan ook een proces verstoort van recycling der gewassen en al het leven dat daarvan afhankelijk is. Nog voordat iets zaad kan vormen, snijdt je het al af. Ah nou heb ik hem; gemeentes maaien om zaadvorming, lees onkruidvorming voor te zijn. En verder natuurlijk voor de verkeersveiligheid, het esthetisch aangezicht en verborgen werkeloosheid. Je moet die jongens toch iets te doen geven. Van de week hoorde ik dat de gemeente Amersfoort partieel gaat maaien. Dat wil zeggen dat ze in fases en in delen maaien om zo gewassen langer hun functie te laten behouden. Namelijk het dienen als voer voor vlinders, insecten en vogels en het beschermen van het grondleven. Met als bijeffect dat het er ook nog eens leuker uitziet dan al die geel gemaaide grasmatjes langs wegen en paden. Gelukkig zijn er ook steeds meer boeren die het beginnen te snappen. Raaigras is goedkoop en makkelijk, maar veel minder bio divers en nog veel minder voedzaam. Dus een tandje minder maaien is beter voor iedereen. Dat had ik eerder moeten ontdekken. Had me wellicht een scheiding gescheeld, maar zeker meer vrije tijd opgeleverd en heel veel geld bespaart. En het wordt er ook een stuk stiller van in de buurt. Want die elektrische en benzine maaiers van tegenwoordig, daar word je pas echt horendol van. En niet alleen op zondag.
Kwik, Kwek en Kwak
Kwek daarentegen wist dat als je eenden soorten tegen elkaar opzet, je uiteindelijk de macht kon grijpen. Het was de verdeel en heers strategie van eend Adolf die hem aansprak. Hij creëerde een probleem dat er niet was en liet alle eendjes geloven dat hij dat wel eens zou gaan oplossen. Eendjes die van ver kwamen en met een hoofddoekje om in de vijver zwommen, die waren achterlijk. En eendjes die wat moeite hadden om hetzelfde te kwaken als hij, die moesten zich maar gauw aanpassen. En hoe minder van die eendjes, hoe beter. Ook ontdekte hij dat als je er zelf maar zo wit mogelijk uitziet, dat de andere eendjes vanzelf wel zouden geloven dat wit de mooiste en enige eenden kleur is.
En Kwak was vooral gecharmeerd van het inspelen op onderbuik gevoelens, waarheden creëren die niet bestaan en beloften doen die je niet waar kunt maken. Dat was meer de strategie van misleiding en demagogie. Hij was verreweg de ijdelste van de drie, net als zijn grote voorbeeld eend Pim. Als je maar moeilijk gesnater gebruikt en opschept dat jij toch wel heel erg goed was op de eenden school, dan zouden de andere eendjes geloven dat hij heel slim en wijs was. En als je dan gaat samenwerken met een hele oude eend, dan lijk je zelf heel jong en vitaal. Kwak zou in z’n eendje wel eens alle normen en waarden die eeuwen lang waren opgebouwd, in één keer in de plomp gooien. Want het roer moet drastisch om.
Alle drie hadden ze natuurlijk ook eigenschappen gemeen, anders konden ze nooit op de eenden troon terecht komen. Vooral grootheidswaanzin en narcisme is wat ze delen. En dat is heel nuttig als je politiek leider wilt worden. Vergezichten schetsen en altijd gelijk hebben, dat wordt van dikke ikke eenden verwacht. Dan krijg je zelfs de ganzen en de zwanen achter je. Maar je kunt natuurlijk niet alle zwemmertjes op de kant krijgen. Dus moeten er een paar lelijke eendjes gevonden worden. De meerkoeten, de zwarte zwanen en nog een paar zomergasten die tijdelijk hier kwamen broeden, waren de pineut. Die zorgden voor overbevolking in de eendenvijver. Die moesten maar weg. En als dat niet lukte, dan liet Kwik ze nog wel ergens onderbetaalde baantjes trekken in een of andere sloot achteraf. Ver uit het zicht van de Vinex eendjes. Want wat je niet ziet, dat bestaat niet. Kwek roeptoetert dat er teveel van zijn en dat ze het water moeten verlaten. Kwak doet aan geschiedvervalsing en zegt dat alle eendjes vroeger wit waren, maar dat ze teveel samen met soepeendjes hebben rond gedobberd.
Wat ze ook delen, is een sterk minderwaardigheidscomplex. Al vanaf jongs af aan werden ze nooit helemaal serieus genomen. Kwik vond maar geen mooie vrouwtjes eend, Kwek was niet moeders mooiste en het lelijke eendje van de familie. En Kwak werd door alle slimme eendjes gezien als lokeend en mocht nergens aan meedoen. Dus werden ze boos op de eenden wereld en verzonnen een toneelstukje dat hen naar de macht zou helpen. En die rol spelen ze erg goed, want voor veel volgzame eendjes werkt het prima. Rond de elf eenden zetels levert het hun gemiddeld op en gedrieën verdelen ze de macht. Maar macht deel je niet en voor samen werken waren Kwik, Kwek en Kwak niet in het nest gelegd. Dan moet je concessies doen en compromissen sluiten. En daar zijn machtige eendjes niet zo goed in. Samen voor ons eigen, spetteren we ons er wel doorheen. Dat is wat ze het liefste willen.
Maar waar ze eigenlijk het aller bangst voor zijn, is dat het echt helemaal alleen op hen aankomt. Want dan zakken dikke ikke eenden door het ijs. Dan blijkt dat al dat gekwek helemaal nergens op slaat. Dat ze alleen maar plannetjes maken voor maar een klein groepje eenden en dat de hele eenden populatie dat op een gegeven moment door krijgt. En dan staan ze weer helemaal in hun eendje. En van alle doemscenario’s’ die Kwik, Kwek en Kwak hebben bedacht, is dat geen aandacht krijgen, ongeveer het allerergste is dat hen kan overkomen. Dus zolang de radio en televisie eendjes ze een microfoon onder de snavel drukken, zullen we nog wel even naar hun gesnater moeten luisteren.
Om maar eens met een paar linkse bad eendjes af te sluiten; eendje Henny; ‘er zit een knop op je tv, die helpt je zo uit de puree’. En eend Herman heeft het helemaal goed begrepen; ‘spetter, spetter, spater, lekker in het water. Wacht maar niet op mij, ik kom een druppel later!’
Zonnen is heel gezond. Mits je smeert en er vaker niet in ligt, dan wel.
Zonnen is heel gezond. Mits je goed smeert en er vaker niet in ligt, dan wel.
Taak van de overheid?
De vraag is of dat een taak is van de overheid. Mijn antwoord luidt onomwonden: JAZEKER IS HET DAT! Steeds vaker hoor je mensen klagen over een betuttelende overheid. Ze zouden zich teveel bemoeien met ons privé leven. Alsof we zelf niet kunnen bepalen wat goed voor ons is. Mijn reactie daarop luidt tevens onomwonden; NEE, DAT KUNNEN WIJ NIET! Het vlees is zwak en ons verstand beperkt. En dat heeft weinig met IQ te maken of opleidingsniveau. Dat heeft te maken met ons destructieve brein. Dat brein zendt vooral impulsen naar ons spierstelsel om die dingen te doen die op korte termijn bevrediging opleveren. Heel lang geleden deed ons brein zijn werk veel beter. Toen werden onze spieren aangezet om te overleven en deden we de dingen die goed voor ons waren. Want anders nam moeder natuur het van ons over. Dan gingen we dood van kou en honger. Of van het verkeerde voedsel. Van nature wist ons lichaam waar je sterk van werd, of waar je dood van ging.
We zijn intussen zover door geëvalueerd (of doorgefokt zo je wilt), dat we alleen nog maar op zoek zijn naar korte termijn bevrediging. Knokken voor ons eten hoeven we niet meer en ons moderne brein is lui en tegelijkertijd overspannen geworden. We hebben zoveel prikkels gekregen dat we de basis zijn vergeten; goed voor onszelf zorgen. En dan niet in materiële zin, want daar zijn we juist wel in uit gaan blinken.
Wat gaat er mis?
Zijn we dan helemaal van lotje getikt? We krijgen toch ontzettend veel informatie over wat goed en niet goed voor ons is? Of dat nou van Mijn Overheid komt, of van SIRE, of van het Voedingscentrum, het RIVM, van een tv-programma als De Keuringsdienst van Waarden, van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, of van een echt onafhankelijke professor, ze hebben allemaal voor ons nagedacht over de voors en tegens van onze leefstijl. En nog doen we het verkeerde met ons lijf en onze wereld. Al die voorlichting heeft zeker iets van invloed en je ziet statistieken ook wel een beetje ombuigen de goede kant op. Maar het is een druppel op een gloeiende plaat. Omzetcijfers van de branches die grondstoffen leveren als tabak, alcohol, suiker, zout, vetten, etc., zijn het enige bewijs of iets werkt of niet. En die laten nog steeds consolidatie, of maar een hele kleine krimp zien.
Ondanks de aantrekkelijkheid niet de eerste keus.
Waarom vinden we dit 'lekkerder'?
Ondanks de aantrekkelijkheid niet de eerste keus. Waarom vinden we dit 'lekkerder'?
Ik onderscheid drie fenomenen die een revolutionaire verandering in de weg staan;
- We zijn in onze kindertijd, zo tussen 0 en 6 jaar geprogrammeerd op de verkeerde dingen. In moedermelk zit al lactose (suiker) en die hebben we nodig voor de ontwikkeling van onze hersenen. Onze potjes babyvoeding daarna zijn vooral geproduceerd en gemodificeerd om ons makkelijk te laten poepen en ons ‘zoet te houden’. Daarna zijn het de Danoontjes en de Roosviceetjes die bol staan van de suikers. En de eerste 10-uurtjes in groep 1 t/m 4 zijn vaak hele zoute Kaasdipjes en mierzoete Ligaatjes. En als we janken, dan worden we getroost met iets troostends. Meestal zoet, zout, of vet.
Dit voor wat betreft onze ‘nurture’. Onze ‘nature’ is altijd maar op zoek naar voedsel, vooral gestuurd vanuit groeihormonen. We weten nog van niets en volgen slechts onze instincten. Op die momenten is het te hopen dat je opgroeit in een ‘verstandige’, maar vooral standvastige omgeving. En vanaf de leeftijd dat je gaat jengelen voor je behoeftebevrediging, zou ‘nee’ vaker een antwoord moeten zijn. Voorlopig zitten we nog opgezadeld met een generatie die liever vriendjes is met zijn kind, dan het te leren om grenzen te accepteren.
Af en toe is ook slecht. Vaker nee zeggen tegen dit soort uitwassen leert ze grenzen te accepteren en te begrijpen dat dit echt niet kan.
Af en toe is ook slecht. Vaker nee zeggen tegen dit soort uitwassen leert ze grenzen te accepteren en te begrijpen dat dit echt niet kan.
- De voedselmaffia heeft teveel macht. De hele keten van grondstoffenleverancier tot producent en dealer, heeft een te sterke lobby en helaas ook nog steeds de wet aan zijn zijde.
Er wordt hen vrijwel geen strobreed in de weg gelegd om voedsel te maken dat net zo schadelijk is als sigaretten en drank. Over die laatste twee later. Natuurlijk worden producten beoordeeld op de waarde voor de volksgezondheid. Bewezen foute stoffen mogen er helemaal niet in zitten, of slechts in zeer kleine veilige marges. Daar vallen verzadigde vetten, suikers en zouten blijkbaar niet onder. In de kern ga je daar ook niet meteen aan dood. Wel als je een verkeerd voedingspatroon hebt aangeleerd en je willens en wetens met de stapeling van deze stoffen op de lange termijn je leven aan het verkorten bent. Inmiddels hebben we de causale verbanden wel aangetoond dat er ergens iets stuk gaat in je lijf van een overdosis of een combinatie van deze stoffen. Hart- en vaatziekten, suikerziekte en sommige vormen van kanker, staan lineair in verband met voeding. Allergieën en zelfs depressiviteit en ADHD worden daarop onderzocht en ook daar zijn al spectaculaire verbanden gelegd.
- Ten derde blijkt een gezonde overheid als het puntje bij het paaltje komt, meestal een slappe overheid te zijn. Een overheid die zich verschuilt achter internationale regelgeving en reeds afgegeven vergunningen en licenties. Het is niet zo ingewikkeld om een Nationaal Preventieakkoord te ontwerpen vanuit de Haagse ivoren torens. De insteek is altijd weer het geven van voorlichting, het stimuleren van gedrag, de eigen verantwoordelijkheid aanspreken, etc. En wil je meer, dan liggen begrippen als ‘persoonlijke levenssfeer’ en ‘integriteit van het menselijk lichaam’ voorop de punt van de advocaten tong. Resultaat; een slap compromis dat minimaal effect sorteert. Wat je nodig hebt zijn wapens waarmee je de strijd kunt voeren!
Een gezonde overheid is namelijk ook een strenge overheid. Het weghalen van perverse prikkels uit het bedrijfsleven is een taboe. Zeker in een tijd van hoog conjunctuur en een rechtse regering. De argumenten van economie en werkgelegenheid wegen zwaarder dan volksgezondheid en een beter milieu. Waar aan voorbij wordt gegaan, is dat een gezonde bevolking productiever is, minder ziek en dus veel goedkoper voor de staatskas en dus ook voor de afdeling personeelszaken. En uiteindelijk ook beter voor de economie. Wat we nodig hebben is strenge handhaving bij overschrijding van veel strakker gestelde grenzen. Waarom geen verbod op baby- en kindervoeding waar te hoge percentages suiker en zout in zitten? Waarom geen sancties of belasting op hetzelfde bij voedsel voor volwassenen? Waarom geen verbod of een belasting op sterk milieuvervuilende producten? Waarom geen sancties als een alternatieve grondstof of productiemethode niet wordt benut? Waarom niet gewoon sigarettenfabrieken sluiten?! Daar wordt dodelijk gif geproduceerd. Een lekkende chemische fabriek was allang gesloten. Kijk daar hebben wij nou een overheid voor nodig. Plannetje schrijven dat kunnen we zelf ook wel. Wetten maken en handhaven is het patent van de Staat.
Patatje met moet kunnen. Tenzij het je hoofdmenu wordt.
Patatje op z'n tijd moet kunnen. Tenzij het je hoofdmenu wordt.
Een hypocriete overheid
Ik heb me van de week weer geërgerd aan die schijnheiligheid van zowel rechts als Christelijk Nederland als het om het gedogen van wiet gaat. Weliswaar met verschillende argumenten, maar zo hypocriet als de pest. Diezelfde heilige boontjes tanken thuis en op hun vele netwerkborrels liters alcohol weg per jaar. Vele malen ongezonder en verslavender dan zo af en toe een jointje. Hoewel je die ook moet roken en je naast je trip ook longkanker of CLPD oploopt. Maar dat was niet waar zij aan dachten. Zij dachten aan achterbannen en achterhaalde normen. Dat we met legale wiet evident alle criminele ellende en de kosten van handhaving weg nemen, iets dat vele miljoenen oplevert voor de staatskas, daar hebben zij het steeds maar niet over. En wat te denken van dat schip met BTW dat binnen vaart bij de verkoop van het legale goedje. Al dat extra geld kunnen we zo nodig weer in preventie stoppen.
Oké gezondheid daar hadden we het over. Dus ja, Cannabis is ook niet heel gezond voor je. Maar waar het mij om gaat is dat de felheid waarmee daar tegen wordt opgetreden niet in verhouding staat met de manier waarmee alcohol, zout, suiker en vet worden bestreden. Er worden wel strenge wetten gemaakt om soft drugs te elimineren, maar met tabak komen we niet verder dan de pakjes sigaretten onaantrekkelijk en onbetaalbaar maken. En met alcohol doen we nog maar even kalm aan, want daar genieten we allemaal van. Verder dan een bewustzijnscampagne (nogal NIXerig) komen we weer niet. We gaan de jeugd beschermen tot hun achttiende en daarna zetten we het met z’n allen weer op een zuipen. Drankenmerken die de sport sponsoren, bizar! Het Holland Heineken Huis, dat zou verboden moeten worden. Degene die daar op een podium wordt gehesen, heeft dat vooral bereikt door niet te drinken. Fans willen alleen maar feesten. En mevrouw Eva Jinek die elke avond op de gesubsidieerde staatstelevisie een paar glazen bier weg tankt (ze zijn alcoholvrij wist de redactie me te vertellen), geeft ook het verkeerde signaal af; drinken tijdens je werk en als je zwanger bent!
Een overheid die het bedrijfsleven de kans geeft om met onze ‘mind te fucken’, beschermt ons niet tegen onszelf, die eet van twee walletjes. Want accijnzen spekken de staatskas en voor onze steeds duurder wordende gezondheidszorg verhogen we gewoon de premies en het eigen risico.
Het is van tweeën een. Pakken we het bedrijfsleven aan, dan moeten we ook de consument aanpakken; ons dus. En ik zeg, kom maar op, want ik heb het nodig. Ik ben twintig jaar geleden ook gestopt met roken, drink al veel minder dan een paar jaar geleden, eet geen zoogdieren meer en aan dat sporten wordt nog gewerkt. Er moeten nog tien kilootjes af volgens de huidplooimeeting.
Bewust of onbewust heeft overheidsbeleid daar een steentje aan bij gedragen. In mijn geval was beïnvloeding al voldoende. Sommige mensen hebben een steviger steuntje in de rug nodig, omdat ze verslaafd zijn, of om verkeerd aangeleerd gedrag te corrigeren. En ik reken voor het gemak vet, suiker en zout ook onder verslavingsmiddelen, net als tabak en alcohol.
Het veel gehoorde argument dat rokers goedkoop zouden zijn voor de samenleving, en waarschijnlijk geldt dat ook voor stevige drinkers, is al vaker doorgerekend. Het blijkt inderdaad dat macro economisch gezien deze verslaafden nog steeds goedkoop zijn, of dat we zelfs aan ze verdienen. Hun hogere kosten worden onder andere gecompenseerd door de te ontvangen accijnzen op hun genuttigde genotsmiddelen. Wat is er dus op tegen om mensen met een eetverslaving ook ‘goedkoper’ te maken door een vet, suiker of zout tax in te voeren. Overigens is het wel zo, dat zodra we steeds meer levens weten te rekken van deze ‘levensgenieters’, ze uiteindelijk over een paar jaar veel duurder worden. Weer een drogreden minder in hun verweer.
Roken en overgewicht. Eigen verantwoordelijkheid is niet waar we het mee gaan winnen.
Roken en overgewicht. Eigen verantwoordelijkheid is niet waar we het mee gaan winnen.
Maatregelen die werken
Maak om te beginnen ongezond eten veel duurder en gezond eten bereikbaarder voor iedereen. Je zou vanuit de gezondheidszorg ook een veel strenger optreden mogen (moeten) verwachten. Een patiënt met aantoonbaar en verwijtbaar overgewicht krijgt minder privileges, of moet meer betalen. Dat is op te lossen door bijvoorbeeld een BMI-tax in te voeren (vervanger voor de omstreden en onuitvoerbare vet- of suikertax. Die hoef ik dan ook niet te betalen als ik deze producten wel verantwoord wil consumeren). Vermenigvuldig je BMI met je premie en je kunt met afvallen geld verdienen. Of je krijgt recht op een afvalcoach die je begeleidt. Maar die heb je dan wel zelf betaald. Als huisarts geef je niet langer een slap foldertje mee, maar verwijs je door naar een ‘leefstijlcoach’, of beter afkickcoach. Vanaf januari 2019 in de basisverzekering. En dus kunnen wij collectief weer mee betalen aan ongezond Nederland. De zoveelste sigaar uit eigen doos. Het principe van (zorg)verzekeringen is dat we met z’n allen een beetje geld in een pot stoppen, zodat we mensen kunnen helpen die - buiten hun schuld om - op kosten worden gejaagd. In alle polissen zitten uitsluitingen als je zelf verantwoordelijk bent voor je ellende. Je krijgt bij diefstal ook niet uitgekeerd als je geen slot op je deur hebt. 350.000 personen komen in aanmerking voor deze eerste hulp bij vetzucht. Daar wordt dan een bijklussende ZZP-er op gezet die bij de hardnekkigste en meest urgente gevallen levens ingrijpend moet gaan veranderen. Zie jij het gebeuren? Alle doctoren die er wel verstand van hebben, hebben al lang geconcludeerd dat obesitas een psychische aandoening is. Een onvervalste eetstoornis. En die ga je niet genezen door een slappe peptalk van een iets te blije dertiger.
Goed dan, laten we positief blijven. Alles beter dan niets doen. Maar maak dat coaching traject dan in ieder geval strenger, bijvoorbeeld vergezeld van een opkomstplicht. Kom je niet, dan mag je achteraan sluiten als het fout afloopt. En bereik jij je streefgewicht niet, dan mag je zelf bijlappen. Kosten cursus; een kleine achthonderd euro. En datzelfde geldt voor long- en leverpatiënten die aantoonbaar verder roken en drinken na hun diagnose. Het blijkt nu dat de helft van de huisartsen hier niet aan mee wil werken. Die zeggen dat ze als dealers van de farmaceutische industrie zijn opgeleid en niet als gezondheidsadviseurs. Ik zou zeggen onmiddellijk hun big-registratie intrekken, of op bijscholing sturen. Gezondheid is een holistisch fenomeen dames en heren medici. En daar is leefstijl een onlosmakelijk onderdeel van. Een groot deel van de ziektes is daaraan gerelateerd. Jullie zijn vanouds de deskundige schakel en hebben de autoriteit. De inzichten zijn veranderd. Nu jullie nog.
Diagnose stellen EN vragen stellen.
Verkeerd aangeleerd gedrag; pillen voorschrijven.
Diagnose stellen EN vragen stellen. Verkeerd aangeleerd gedrag; pillen voorschrijven.
Ingrijpen, hoe eerder hoe beter
Als je vroeg begint, heb je nog meer winst. Consultatiebureaus zouden veel strakker moeten coachen in leefstijl en voeding en vooral langer ook. Tot het zesde levensjaar van het kind wat mij betreft. Ouders die hun kinderen meppen worden uit de ouderlijke macht gezet. Ook geestelijke mishandeling pakken we aan. Maar wat doen we met ouders die hun kind vetmesten en voor de rest van hun leven beschadigen? Hup een ‘lifestyle’ gezinscoach erop (zelf bekostigd en dus niet in het basispakket) en minimaal een verplichte kookcursus laten volgen zou ik zeggen.
Overgewicht bij kinderen; ZIJ kunnen het niet helpen.
Wat geven we ze mee? Een visje is heel gezond en lekker. maar niet als hij uit de frituur komt met een kwak saus eroverheen.
Overgewicht bij kinderen; ZIJ kunnen het niet helpen. Een visje is heel gezond, maar zo?
Te betuttelend? Helemaal niet. Een strengere aanpak is in het voordeel van ons allemaal, maar vooral voor het ‘slachtoffer’; hogere kwaliteit van leven, tegen lagere kosten. Tenslotte wil iedereen gezond zijn. Tenzij je levensmoe bent, of passief en opgebrand op je bedje ligt. Ook dan verwacht je een sterke arm die je er weer bovenop helpt. Iemand die je bij je lurven pakt en een plan voor je maakt met spelregels, doelen en sancties. Uitvoeringsinstanties zijn er gelukkig in overvloed en die doen goed werk. Zolang ze maar voldoende budget krijgen vanuit de staatskas of van de verzekeraars. Twee euro per dikkertje is echt volstrekt onvoldoende. Een gezonde overheid laat veel over aan de verantwoordelijkheid van het individu en aan de markt, maar schept wel de randvoorwaarden om ons tegen onszelf te beschermen. Voor een lang en gezond leven. Dat is geen betutteling of bemoeizucht, dat is je verantwoordelijkheid nemen en grenzen stellen. Net als onze vadertjes en moedertjes dat deden. Als het goed is.
Ik ben me kapot geschrokken! Dit was dus wat één mens in één maand min of meer noodgedwongen aan verpakkingen verzameld om aan zijn natje en droogje te komen. Dat moest anders!
Natuurlijk is er ook op het gebied van plastics van alles gaande. Alternatieve verpakkingen worden ontwikkeld die veel minder grondstoffen bevatten, of volledig recyclebaar zijn. Maar dat neemt nog niet zo’n vlucht. Verpakkingsindustrieën en de voedselgiganten hebben daar helemaal geen belang bij. Daar zou je dan meer op de wetgever willen vertrouwen die zaken gewoon verplicht, verbiedt en beboet. Maar dat is een hoop die ik al heel lang geleden heb laten varen. Zeker zolang Rechts het hier voor het zeggen heeft. De economie als heilige graal en vooral vrienden blijven met de grootverdieners.
De vermeende oplossing voor plastic; we gaan weer inzamelen. Net als glas, papier, kleding en batterijen. Een zoethoudertje en een misleiding tegelijk. Een druppel op een gloeiende plaat ook. Het verandert namelijk helemaal niets aan ons gedrag. Het wordt gepresenteerd als een oplossing, maar dat is het helemaal niet. Ga maar na; allereerst heb je een plastic zak nodig om die shit in te verzamelen. Recyclebaar of niet, die zak moet wel geproduceerd worden. Vervolgens gaan veel mensen het afval afspoelen, omdat het anders gaat stinken. Warm water en dus gas en water verspild. Daarna gaat die zak aan de weg en komt er een stinkende vrachtwagen de boel ophalen. Het eindstation is een energie verslindende machine die er plastic granulaat van maakt om er in weer een andere energieverslindende fabriek nieuwe producten van te maken. De minimale winst is wellicht wat grondstoffen, maar we maken nog steeds dezelfde troep. Het geweten weer gesust, over tot de orde van de dag.
Wat je zou wensen is, dat wij consumenten ons koopgedrag aan passen en veel meer verpakkingskeuze hebben. En niet zo af en toe en een beetje, maar structureel en veel. In de volle overtuiging dat je daarmee iets goeds doet. Maar hoe krijg je dan die lekkere vette eiersalade bij je thuis? Of het vlees bacterievrij verpakt. Om met dat laatste te beginnen; gewoon eens niet of veel minder van kopen. Beter voor je lijf, beter voor het beest, het milieu, je portemonnee en de afvalberg! Vrijwel alle producten zijn verpakt en dat kan vaak ook niet anders. Ik zag laatst de bio komkommers als enige in krimpfolie verpakt. Verantwoord eten in combinatie met honderd procent milieuschade. Het moet niet gekker worden!
Ik heb er over nagedacht wat ikzelf kan doen zonder een zure milieufreak te worden of een volledige vegetariër. Op het gebied van mijn afval dan. Onderstaand wat tips.
Op de foto zie je wat de oogst was na het sorteren op materiaalsoort.
Dit is wat een eenpersoonshuishouden aan afval produceert in een maand. Zegt overigens ook iets over je eetgewoontes en dat is ook best confronterend!
En tenslotte nog even dit; Het produceren en recyclen van plastic is meer milieubelastend dan alle vervoersbewegingen bij elkaar. En voordat je nu denkt dat dit een geruststelling is, dan is dat precies wat vergelijkingen doen met de mens. Er is altijd iets veel erger, maar dat maakt het nog niet minder urgent. Ik moet daarbij dan altijd denken aan dat rechtse lobby cadeautje van die 130 kilometer per uur. Hartstikke milieubelastend (los van de medische kosten van het toegenomen aantal verkeersslachtoffers). Ingevoerd speculerend op het elektrische rijden dat we waarschijnlijk pas allemaal over twintig jaar doen. Dat is vanaf de invoering dus vijfentwintig jaar onnodige milieuschade, omdat we ons graag laten verwennen en in slaap sussen. Geef het Volk zijn brood en spelen. Een betere wereld begint bij jezelf, als je tenminste verder kijkt dan je eigen genot.
]]>
Al ruim dertig jaar fotografeerde ik met Canon. Ooit ben ik mijn carrière begonnen als fotograaf voor de NVM. Met twee Canons van de zaak op de toen nog strakke buik, reed ik Nederland rond om per dag zo gemiddeld veertig panden van binnen en van buiten te fotograferen. Ik was 23 en heel ambitieus. Ik wilde de beste foto’s maken en daarvoor had je de beste spullen nodig. Van merken had ik geen verstand. In mijn jeugd was ik verliefd geweest op Minolta, want mijn vader fotografeerde daarmee. Nooit begrepen waarom Sony die naam heeft weggepoetst uit de markt.
Ik wist dat ze bestonden die andere merken, maar de verschillen waren mij vreemd. En zoals het wel vaker gaat in het leven; eenmaal wat goeds gevonden, nooit meer wat anders. En zo ging het ook met mijn Canon spullen. Gewoon goed, degelijk, breed assortiment, goede service en dat was het wel zo’n beetje waarvoor ik voor een merk koos. Uiteindelijk ging het mij al heel gauw meer om het creatieve proces dan om het gereedschap. Tussen het ruitje en het wandje zit alleen maar fantasie nietwaar.
Later toen ik een eigen reclamebureau begon en mij specialiseerde in marketing, ontdekte ik al snel wat merken doen met mensen en hoe je daar invloed op uit kunt oefenen. Ik heb er een leuke boterham aan verdiend. Maar ik kwam er al gauw achter dat er nogal vaak gejokkebrokt werd over merken en dat de nieuwste modellen lang niet altijd significant beter waren dan de vorige. Na dertig jaar betaald net zo gejokt te hebben over merken, producten, namen en imago’s, ben ik met mijn bureautje gestopt en ben als fotograaf verder gegaan. Met Canon dus.
In die tijd van mijn reclamebureau werkten we met de Mac. Vijf werkstations en evenzovele leasecontracten. Mac was en is onbetaalbaar, maar het was ‘het beste voor mijn vak’. Geen idee van wie ik die wijsheid had, maar ik heb me een faillissement geïnvesteerd aan al die updates die elkaar in een moordend tempo opvolgden. ‘Want je kunt niet achter blijven’. 'What’s in a name' (is not in your wallet anymore). Jarenlang hebben Nikon en Canon de markt van fotocamera’s gedomineerd.
Ik zal niet zeggen met alleen maar leugentjes, maar wat mij betreft wel met net iets teveel modellen en te marginale updates. De revolutie in de fotografie was wat mij betreft opgehouden toen analoog werd ingeruild voor digitaal. Daarna werd het vrijwel uitsluitend een race om snelheid en pixels.
Zoals zo vaak krijgen de zogenaamde a-merken op een gegeven moment last van de wet van de remmende voorsprong. Bovendien kun je enige arrogantie niet ontkennen. Als ik kijk hoe wisselend alleen al de user interfaces zijn bij elk ‘nieuw’ type, dan begrijp je waarom gebruikers afhaken. Het succes van Apple is geweest dat er naar de gebruiker is geluisterd. En niet eenmalig, maar elke dag. Sony zag je als eerste camera’s maken die veel organischer te bedienen waren. Logischer ook. En de doorkijkspiegel was even wennen, maar wel vernieuwend. Althans voor de meesten, want hij bestond al veel eerder; bij Canon meen ik me te herinneren. Alleen Sony had er succes mee. Maar hoe kon het dat een muziekuitgever en een muziekapparatenbouwer zomaar een leeuwendeel van de fotokoek kon afsnoepen? Ik denk gewoon dus door te luisteren naar de klant. Iets dat de economie ook weer uit de crisis heeft getild. Vraag je eerst maar eens af voor wie maak ik mijn spullen nou eigenlijk, voordat je een fabriek inricht.
We hebben alles voorbij zien komen op zoek naar nieuwe gebruikers. Compact en hybride, ze doen leuk mee, maar hebben nooit het gewenste niveau gehaald en blijven steken in de consumentenmarkt. Toen was daar ineens de systeem camera. De echte revolutie stond te beginnen. Keken wij eerst nog naar een compact camera waarop je leuke kleine lensjes kon wisselen, kijken we nu naar een volwaardige fotocamera die inmiddels kan wedijveren met de spiegelreflex en op sommige punten zelfs al voorop loopt. En wie hebben die boot gemist? Juist ja, de vermeende a-merken. Te lui, te traag, te log.
Toegegeven dat ik nog helemaal niets wist van de nieuwe spelers in dit segment. Sony, Fujifilm, Panasonic en Olympus waren voor mij outsiders, gehersenspoeld als ik was na dertig jaar. Maar ik zag ook geen reden om te gaan switchen. Ik was lekker bezig met mijn opdrachten en workshops en genoot enig aanzien met die grote baksteen op de inmiddels iets minder strakke buik. Je gaf het goede voorbeeld tenslotte.
Er veranderde een paar dingen in mijn leven waardoor ik in de nieuwsgierige stand kwam te staan. Je wordt een dagje ouder, je gaat wat vaker op reis, je doet alleen maar wat je leuk vindt (dus verdienen doe je ook een stuk minder) en ik kreeg een chronisch ontstoken achillespees vanwege langdurige overbelasting. Dus dan roept die 20 kilogram Canon spullen op je rug steeds meer weerstand op.
Enkele weken geleden werd ik getipt over een waanzinnige actie van Olympus; Test & WOW. Je krijgt zomaar voor 3000 euro spullen te leen en als je het niks vindt, dan breng je dat kosteloos weer terug. ‘No strings attached’. Kijk DAT is nou marketing! Als je zoveel geloof hebt in je nieuwste camera dat je bijna zeker weet dat bijna iedereen daar als een blok voor gaat vallen, dan moet er wel iets revolutionairs aan de hand zijn. Dus heb ik me daarvoor opgegeven en een week in Schotland mijn tijdelijke speelgoedje getest. Ik had voor de zekerheid ook mijn hele Canon uitrusting meegenomen (70 euro extra overgewicht moeten bijbetalen bij de KLM). Want stel dat je Olympus uitstapje tegen gaat vallen. Ik heb in die week slechts eenmaal mijn 5D Mark III met de 70-200 mm f2.8 uit de tas gehaald bij het fotograferen van een schitterende regenboog. Toen ik op het display van beide camera’s het verschil zag bij gelijke instellingen, toen wist ik het al. De Canon is niet meer uit de tas geweest die week. In de nu volgende opsomming van de verschillen in het fotograferen zal duidelijk worden waarom.
Lekker uit het handje ragscherpe landschappen schieten.
Of lekkere stadsgezichten, ook uit het handje.
1 - Met stip op 1 voor de minder draagkrachtigen; je hebt bij gelijke brandpunten minimaal de helft minder aan gewicht in je handen. En dat is ook fijn als je wel fit en sterk bent. Bijvoorbeeld als je bergen op en af wandelt, lange bruidsreportages doet, of moet hollen met je spullen.
2 - Je hebt bij vergelijkbare brandpunten ongeveer de helft aan omvang in je handen en dus ook in je fototas. Dat maakt je ook minder opvallend als je dat niet wilt zijn. Wel zo fijn onder de mensen. En nooit meer gezeur bij de douane of in het handbagage vak.
Het standpunt en de hoek waaronder beide foto's genomen zijn vertekent de formaten. Ik had helaas beide uitzetten niet tegelijkertijd voorhanden, anders had ik ze mooi naast elkaar kunnen zetten.
Canon uitzet; EOS 5D Mark III, 500 mm f 4.0, 70 - 200 mm f 2.8, 16 - 35 mm f 4.0, 100 mm f 2.8, 50 mm f 1.8, EOS 7D.
Olympus uitzet; OM-D E-M1 Mark II, 300 mm f 4, 60 mm f 2.8, 40-150 f 2.8, f 7-14 mm f 2.8.
3 - Je hebt een camera in handen (Olympus dus) die maar liefst 5 stops belichtingscorrectie heeft. ‘Mind you’, uit de hand bij bijna twee seconden scherpe foto’s maken (let wel van stilstaande onderwerpen!). Dus ik sta te fotograferen op een 1/25e waar een andere camera een 1/100e nodig heeft! De camera wordt niet voor niets de doodsteek voor ND filters en statieven genoemd (maar dat is dan weer marketing).
Lange sluitertijden uit het handje!
4 - De camera is snel. Nee, hij is rete snel! 60 beelden per seconden maar liefst. Het is net of je aan het filmen bent. Bovendien maakt hij al foto’s voordat jij op het knopje drukt! Ja echt waar. Als je nu nog te laat bent, dan ligt het echt alleen nog maar aan jou.
5 - De camera is onhoorbaar. Als je wilt. Maar op de normale sluiterstand hoor je ook al bijna niets. Geen verlangen meer naar je oude klapperpistool waarmee je alles en iedereen weg joeg, of in ieder geval mateloos irriteerde. Bij een bruiloft val je niet meer op en een beest blijft nu gewoon staan.
Meer kansen door de stilte.
Grotere kans op spontane portretten.
6 - De camera heeft een geweldig breed dynamisch bereik. Ik zei het net al bij de foto van de regenboog; was die al helemaal af op de Olympus, had hij een veel te hoog contrast op de Canon. Weet je hoeveel tijd je dat achter je Lightroom scheelt! Voorbeeld van een vergelijkbare upgrade met een beter bereik van de 5D mark III naar de 5D mark IV; dikke 4000 euro! (De OM-D E-M1 Mark II kost een kleine 2.000 euro).
Regenboog meteen raak.
Veel minder werk achter de pc.
7 - Samen met die 5-stops stabilizer, zijn super dynamiek en zijn topsnelheid, zijn HDR beelden uit de hand echt kinderspel geworden. Scheelt ook weer tijd achter de pc. Bij binnen fotografie gelden natuurlijk weer andere regels, maar landschappen en steden worden weer leuk zonder filters.
8 - De resolutie van de micro four third (m43) versus de full sensor komt zeer goed uit de testen. Natuurlijk heb ik dat zelf ook getest en in Lightroom in de ingezoomde modus (300%) vergeleken. Niets te zien! Op mijn beeldscherm dan. Mijn eindoordeel ligt uitsluitend bij een A3 fotoafdruk (30 x 42 cm). Heb ik dus ook maar even gedaan. Fantastisch! Al het andere is een hele interessante academische discussie van testopstellingen met uitslagen die wij als eindgebruiker nooit gaan terug zien. Niet op een laag resolutie beeldscherm, niet op ons canvasdoekje, of in ons Albelli fotoalbum en ook niet bij de drukker die niet veel nodig heeft voor een scherpe afdruk met zijn offset raster.
Geen ruis- en detailverschillen. Olympus OM-D E-M1 Mark II versus de buurman.
Canon 5D Mark III.
9 - En dan de ruis. Ja oké, dan gaan we ff een beetje dimmen in onze euforie. Boven de ISO 800 bij matige lichtcondities gaan we ze zien; de korrels op onze foto’s. Maar dan heb ik goed nieuws; je hoeft bijna nooit zo hoog, want je hebt die 5-stops stabilizer! En ruis heeft elke camera wel een keer. Die is namelijk onvermijdelijk als je voldoende sluitertijden wilt halen; en liever ruis dan naar huis! Natuurlijk zal je af moeten zien van snelle onderwerpen aan de randen van de dag. Maar dan zit ik al lang thuis voor de pc met een glaasje port erbij. Bovendien vind ik ruis helemaal geen probleem. Anton Corbijn is er beroemd mee geworden. En wel eens een boek van Frans Lanting bekeken? Als je een beetje handig bent met je software, dan is er nog veel te corrigeren; lokaal dan wel integraal.
10 - De focusing is vergelijkbaar met spiegelreflex. Zeker zo snel dus. Die vroegere vertragingsfactor is er helemaal uit. Maar er zitten ook extra mogelijkheden op die heel snel werken, zoals focus tracking en de vele instelmogelijkheden voor je scherpstelpunten en -gebieden. De AF-C werkt in ieder geval al veel accurater dan mijn oude AI-servo.
11 - De scherpte dieptes liggen geheel anders en gunstiger. Je bent bij groothoek veel sneller scherp in de achtergrond, waardoor je met lagere f waardes (meer licht en dus een snellere sluitertijd), voldoende scherptediepte hebt. Het zachte bokeh bij teleobjectieven is vergelijkbaar, maar begint dus al veel lager met voldoende te zijn. Mijn oude f4.0 gebruikte ik vrijwel nooit vanwege te weinig scherpte in het onderwerp, nu dus veelvuldig.
Heerlijke scherpte diepte.
Heel fijn bokeh.
12 - De vele mogelijkheden die de camera heeft, zijn echt indrukwekkend. Er zitten een aantal revolutionaire specs op, in, aan. Zo kun je de camera upgraden naar een equivalent van 50 miljoen pixels (stilstaande modus), bouwt hij bij lange sluitertijden opnames per lichtdeel het beeld op, schijnt de filmmodus van wereldklasse te zijn (daar koop ik dan toch nog steeds een camcorder voor, heb er nog niets mee), en een fantastische scherpte indicatie bij handmatige scherpstelling. Et cetera!
13 - Een geweldig aanbod van objectieven van zeer hoge kwaliteit, bovendien uitwisselbaar met Panasonic objectieven. Bedenk dat alle brandpunten met 2 vermenigvuldigt moeten worden vanwege de cropfactor. Dus mijn huidige 7-15 mm is ongeveer gelijk aan mijn oude 16-35 mm op full frame! Maar mijn 300 mm f4 is ook gelijk aan die dikke kachelpijp van 600 mm f4. Alleen een fractie van het gewicht en…..
14 - De prijs! Ja wat moet je hier nou nog op zeggen. Een body die de helft kost van mijn 5Deetje, maar meer kan en vaak betere resultaten oplevert. Objectieven die veel goedkoper zijn, zeker als je het vergelijkt in de prime objectieven. Mijn 300 met equivalent 600 kost zelfs maar 1/6 van de prijs! En weegt nog maar een fractie minder. Zet daar dan die 60 beelden per seconden achter met die fabuleuze stabilizer en je kunt je spierballen thuis laten.
Gespot en geschoten met 300 mm.
En zelfs het vertrek staat er haarscherp op.
Zijn er dan helemaal geen nadelen op te sommen (behalve dan die belachelijke type aanduidingen)? Belangrijkste verschil is natuurlijk dat je sneller ruis gaat zien bij slechte lichtomstandigheden. En de body is wat klein, waardoor mensen met lange vingers zoals ik, nog wel eens mis prikken. Maar dat is een kwestie van wennen. De accuutjes gaan snel leeg, reserves dus meenemen. Als workshopleider en docent moet je nog wel even wat uitleggen. Lang niet iedereen weet wat van deze ‘state of the art’ ontwikkelingen. Dus dat is een imago dingetje. Maar dat was mijn oude vak, dus daar red ik me wel uit. Liegen hoeft gelukkig niet meer. Over de duurzaamheid is nog niets te zeggen op zo’n korte termijn. Evenals de stabiliteit van al die elektronica. Heb al wel begrepen dat hij zich goed houdt bij extreme omstandigheden. Er zit wel een heel erg uitgebreid menu in dit toverdoosje. Moet je leuk vinden. En als laatste is het even wennen dat je door de zoeker naar een dia zit te kijken en niet naar de spiegel. Maar de resolutie en de stabiliteit van de zoeker is al zo goed, dat ook dat snel went. Bovendien zie je heel mooi je belichting aangepast worden bij correctie en die komt precies overeen met de display. Nooit meer proefopnames in diverse standen, maar meteen raak! Verder zitten er wat consumenten dingetjes in die je als pro gaan irriteren (zoals de meldtekst; ‘heeft de voorkeur’ als je een lage ISO kiest). En gezichtsherkenning hoef ik ook niet, want die herken ikzelf wel.
Sfeerbeelden in lage isootjes en supersnelle burstrate. Lekker snel anticiperen.
Panasonic en Olympus wisselen op het moment stuivertje. Je moet zelf maar kijken welke van de twee jouw voorkeur heeft qua user interface. De kwaliteit en dus ook de objectieven zijn vergelijkbaar. Sony en Fuji zijn ook prima natuurlijk, maar het gewicht en het aanbod van de objectieven stond mij tegen. Marginaal dat wel.
En stel jezelf eens de volgende vragen; Waarom wil jij high end beeld maken? Heb je daar dan een klantenkring voor? Ziet iemand uit jouw publiek het verschil? Is dat het geld waard en kun je het missen? Wat en wie wil je bereiken met je beelden? Wat is jouw maximale output van je foto’s? Is fotograferen hard werken, of voor je plezier? Is die resolutie discussie en die millimeter race nog wel van deze tijd? Wil je perse alles fotograferen, of investeer je in een specialiteit? Ben je dol op nabewerken, of heb je nog meer te doen? Ben je merkentrouw of vooral trouw aan jezelf? Ben je hype- en trendgevoelig en gevoelig voor meningen van anderen? En wie zijn dan die anderen? Men heb ik nog nooit ontmoet. Die vragen stellen ze je meestal niet als je aan een balie staat van een camera discounter ergens in Nederland.
Geweldige detailweergave ook onder mindere condities. Hele fijne verhoudingen tussen detailweergave en scherpte diepte.
Tot slot kan ik zeggen dat ik zelf als beroepsfotograaf in een geheel andere modus terecht ben gekomen. Het fotograferen is weer ‘organisch’ geworden. Ik ben weer veel creatiever gaan fotograferen. Het rendement ligt veel hoger. Bijna alles is raak. Daar waar ik met de spiegelreflex vaak genoegen nam met ‘net niet’, heb ik dat nu bijna nooit meer met de Olympus. Bovendien ben ik reportage fotografie veel leuker gaan vinden dan het ieniemienie perfecte plaatje. Maar denk nou niet dat dit van de baan is. De 60 mm macro samen met een twinflash leveren dezelfde hoge rendementen op. Dus als doorgewinterde macrofotograaf is ook daar een nieuw leven begonnen.
De onderdaan heeft de koning naar de kroon gestoken. De koning is dood, leve de koning!
Dit is een gebruikerstest en geen doorgerekende technische test. Interpretaties en ervaringen zijn geheel voor mijn eigen rekening. Het is mijn visie op de ontwikkelingen in de markt van fotocamera’s. Slechte camera’s en slechte merken zijn er niet. Alles is een persoonlijke keuze en ervaring. Ik heb dus uitsluitend mijn persoonlijke ervaring met je willen delen. Mijn advies luidt; ga naar een fotozaak met deskundig en vooral objectief personeel en test, test, test! Succes en veel plezier!
]]>Beleving belangrijker dan techniek
De fotografie dus als voertuig van die twee missies; gezondheid en verantwoordelijkheid. KidzKlix heeft de afgelopen jaren honderden workshops gegeven aan duizenden kinderen. Dat klinkt best stoer vinden wij zelf. Zowel in het onderwijs, de buitenschoolse opvang, de jeugdgezondheidszorg, voor groen organisaties en andere kindervakorganisaties is KidzKlix actief. Het doel is om nog veel breder in Nederland aanwezig te zijn. Het liefst ook betere toegang te krijgen tot kansarme kinderen, die vaak opgesloten zitten in hun Randstedelijke keurslijven.
Een workshop duurt ongeveer 4 uur. We starten met een fotopresentatie en testen hun natuurkennis. En ik kan alvast verklappen dat die bedroevend laag is. De biologieles is net als de gymles weggesaneerd en de juf heeft andere prioriteiten. ‘Nieuws uit de natuur’, de opa’s en Freek Vonk dragen hun steentje nog wel bij. Maar dan gaat het vaker over wilde beesten ver weg, dan over de konijntjes bij ons in het veld. Het is dus ons eerste leermomentje; kennis bijbrengen van de vaderlandse natuur. Dan leggen we ze de cameraatjes uit. KidzKlix werkt met gesponsorde Nikon Coolpix cameraatjes die speciaal zijn ontwikkeld voor jonge kinderen. Ze mogen vallen en kunnen onder water. Dan volgt zo’n 1,5 à 2 uur een fotowandeling door een natuurgebied in de omgeving van de organisatie. Gedurende dat fotorondje leggen de fotografen uit wat ze zien. Kort en boeiend en dan worden minimale instructies gegeven voor het maken van een scherpe foto. Verder laten we de kinderen helemaal hun eigen ding doen. Dat willen wij zelf tenslotte ook. En dat levert verassende resultaten op. Kinderen laten zich nog niet remmen door techniek. Kinderen maken spelend fouten en leren daar zelf het meeste van. Bovendien leggen ze de lat nog niet zo hoog dat ze meteen beroemd willen worden. Je ziet ze eigenlijk meer foto trofeeën verzamelen. Het is heel boeiend om te zien aan de hand van hun foto’s hoe hun kijk op de wereld is. De een heeft al een brede scoop op het landschap en de ander kan het niet ieniemienie genoeg zijn. En er is ook een verschil tussen jongens en meisjes. De boys gaan al snel de competitie aan en de meiden werken graag samen.
Is techniek dan helemaal niet aan de orde? Jazeker wel. We leggen ze uit dat je bij weinig licht snel onscherpe foto’s krijgt en dat je goed stil moet zitten. En dat je meer dan één foto moet maken van hetzelfde onderwerp, zodat je steeds beter wordt. Een interessant gegeven is ook dat kinderen van nature de gulden snede toepassen. Dat leren ze later overigens weer af als we ze wiskunde les gaan geven. Kinderen experimenteren ook veel meer. Het kikkerperspectief is heel populair, evenals de tegenlicht opname. Niet altijd bewuste keuzes, maar ze laten zich in ieder geval niet remmen om iets onconventioneels te doen. Verder komen begrippen als perspectief, scherpte/diepte, lichtval, contrast versus harmonie en beeldrijm aan bod. Maar pas bij de plenaire fotobespreking. In het veld belasten we ze daar nog niet mee. Het gaat om de beleving tenslotte.
Competitie element om te stimuleren
Nadat de kinderen de cameraatjes weer hebben ingeleverd, sorteren de fotografen de mooiste foto’s uit en die worden meteen gepresenteerd en wederom van commentaar voorzien; herhaling van de gefotografeerde soort en een toelichting op de fotokwaliteiten. En er worden vooral heel veel complimentjes gegeven. Omdat de kinderen vooraf een selfie hebben gemaakt, kunnen we hun foto’s achteraf matchen. Soms is er een prijs voor de mooiste foto van de dag, die door de kinderen zelf wordt gekozen. Vooraf hebben we de kinderen al verteld dat alleen de mooiste foto’s zullen worden getoond. Onze ervaring leert dat ze die stimulans omzetten in nog meer focus. Overigens winnen gemiddeld meisjes vaker de prijs voor de mooiste foto van de dag dan jongens. Daar hebben we nog geen wetenschappelijke verklaring voor.
Kijk maar eens op de website (www.kidzklix.nl) bij de blogjes wat er zoal wordt gefotografeerd. Daar kunnen veel grote mensen fotografen ook nog wat van leren. Al was het alleen maar dat plezier gaat voor prestatie.
Zal ik wel, zal ik niet. Nog niet wetende dat er drie broertjes en zusjes zaten te duwen in z'n rug.
15 mei was het dan zover. De bosuilen hadden er flink de tijd voor genomen. Midden op de dag hing er een eerste uilenpuber uit de kast. Niet veel later volgde de tweede. Omdat ze er zo lang voor nodig hadden, hadden de jongen al flinke slagpennen aan de vleugels en dus zaten ze in een mum van tijd veel te hoog takkeling te wezen. Weg fotokans. Althans dat dachten we op dat moment. Een paar dagen later zouden we naar de bijeneters vertrekken en dus besloten we (alweer in goede harmonie) de kast maar even schoon te maken. Toen ik de kast opende, zaten er tot onze grote verassing nog twee veel kleinere jongen in. Er kan, bleek bij navraag, wel zeven dagen tussen zitten. Bij te weinig muizen worden ze zelf geconsumeerd, maar in dit geval kregen ze de kans van hun broertjes of zusjes en hun ouders om zelf ook uil te mogen worden. Sorry beste vogelpuristen, maar die fotokans hebben we dan maar gepakt. We waren tenslotte per ongeluk een soort peetvader en peetmoeder geworden.
Oeps, nog twee nakomertjes.
Sorry uilenkindertjes, natuurfotografen zijn nogal storend.
Wat er toen gebeurde is een van mijn mooiste natuurervaringen. Mijn vriendin die normaal op de tafel springt voor een muis, pakte heel kordaat de twee jonge uilen van me over voor een late foto shoot. Ik zag ineens een stralend gezicht dat met veel zelfvertrouwen en handigheid de twee uiltjes liefdevol op hun tijdelijke podium plaatste en kort daarna weer terug in de kast. En dat om mij mijn plaatjes te kunnen laten maken. Zoveel opoffering had ik nog niet eerder meegemaakt. Of was het vooral moederliefde? We hebben er van puur geluk in ieder geval samen een potje bij staan janken. Uilenliefde is besmettelijk!
Liefde overwint alle angsten.
]]>Baltskleed Broedkleed
Wie leidt hier de dans. Maak je blauw voor een vrouw.
Als je geen zin hebt om te knokken, moet je je vermommen. Bezint eer ge spint.
Tijd voor een kleurtje
Het voorjaar trekt ons als natuurfotograaf natuurlijk waanzinnig. De blauwe kikkertjes, de gele, witte en paarse blommetjes, het prachtkleed van onze vogels, het frisse groen van boom en struik en de eindeloze blauwe luchten, maken dat de fotohormonen door het fotografen lijf gieren. Ik vind het een onrustige tijd. Er gebeurt zoveel tegelijk en je wilt niets missen. En laat het nou ook meteen de drukste tijd van het jaar zijn qua carrière. Zin in van alles, maar tijd te kort. Ik zou blij zijn als het weer zomer is. Kunnen we lekker met onze witte lijven de zon in om te proberen ook een lekker kleurtje te krijgen. En niet alleen voor de vitamientjes, want een kleurtje op je huid dat behaagt. Trek een fel rode bermuda of een mooi rood jurkje aan en voor je het weet kom je weer niet aan fotograferen toe.
Gelijkenissen met bekende personen of dieren berust op puur toeval.
]]>De ‘ik-ben-een-natuur-fotograaf’ plaatjesmaker
Als je aan een kok vraagt wat hij doet qua professie, dan zegt hij vast nooit dat hij een pannenkoekenbakker is. Hij is kok en hij kookt. Maar als je aan een fotograaf vraagt wat hij fotografeert, dan komt er vaak wat voor te staan. Dan is hij ineens reclamefotograaf, sportfotograaf, oorlogsfotograaf, bruidsfotograaf, of natuurfotograaf. Wordt het gesprek dan anders, of is het een speciaal ambacht? Kun je het een wel zijn en het ander niet? Horen daar andere spullen bij, vraagt dat andere technieken? Ik hoorde laatst een standhouder op een beurs (hij verkocht fotospullen) vragen aan een stand bezoeker (die zocht fotospullen); bent u beroepsfotograaf? Het antwoord luidde; ‘nee ik ben natuurfotograaf’. Ja dat zegt natuurlijk veel.
De ‘als-je-maar-lol-hebt’ plaatjesmaker
Deze plaatjesmaker beleeft aan iedere hobby veel plezier. Lekker bezig zijn, mensen ontmoeten, een babbeltje hier en daar en een rokertje op zijn tijd. Hij heeft het zo naar zijn zin, dat er van fotograferen eigenlijk weinig terecht komt. Gaat met alle excursies mee, heeft een cameraatje cadeau gekregen, of op de kop getikt en weet hoe hij aan en uit moet en waar dat groene knopje voor is. Het gaat hem niet om de kwaliteit, maar om de gezelligheid. Je kunt ze er goed bij hebben voor de relativering en de sfeer. Je komt alleen zelf niet aan fotograferen toe.
De ‘het-mag-best-wat-kosten’ plaatjesmaker
Hij heeft gecasht en besloten dat de fotografie voor een nieuw leven gaat zorgen. De beste spullen worden gekocht en de verste reizen worden gemaakt. Als blijkt dat al die dure speelgoedjes best ingewikkeld zijn, dan worden er masterclasses gevolgd. Daar leren ze van de master dat de spullen niet deugen of incompleet zijn, dus wordt er opnieuw geïnvesteerd. Na een jaar van frustraties (het werkt niet!) en teleurstellingen (ik win nooit wat!) gaat de boel op marktplaats en wordt er een golfuitrusting gekocht. Of een vliegvisuitrusting, of een jachtuitrusting, of een oldtimer. En natuurlijk een ‘eenvoudig’ toestelletje voor in de binnenzak. Want opgeven doen we natuurlijk niet!
Lekker crea bea voor jezelf. Als het er maar opstaat. Verre reizen, dure spullen. Ik heb niks met macro. Start van een nieuwe carrière. Hoe platter, hoe beter.
De ‘als-het-er-maar-op-staat’ plaatjesmaker
Je ziet het steeds vaker; fotografen die met een smartphone of tablet zwaaiend in de lucht een landschap staan te platen. Dat zijn de platte plaatjesmaker. Resolutie nog nooit van gehoord en later is nog ver weg. Ik ben nu hier en ik maak een plaatje voor daar. En dat daar is meestal iets van een instant wegwerpforum. Flikker het maar op Flickr, ram het maar op Instagram, maak hem zoek op Facebook en Pinterest of Zoom.nl, dat komt later wel. Mocht dit type plaatjesmaker de oversteek wagen naar iets driedimensionalers, dan blijft het adagium ongewijzigd; als het er maar op staat en vermoei me niet met techniek. Dat doen die apparaten toch voor je?
De ‘rest-kan-me-niet-boeien’ plaatjesmaker
De specialist onder de plaatjesmakers. Eenmaal wat goeds gevonden, nooit meer wat anders. Camera voldoet, net als het onderwerp. Ooit begonnen met tuinplanten te fotograferen in de eigen tuin. Later kwamen daar de tuinplanten van de buren bij en weer later werden reisjes gemaakt naar de mooiste tuinen van Europa. Maar altijd bleef het vooral de bloem die boeide. Ik heb aan de andere kant ook wel eens natuurfotografen horen verklaren dat ze niets met macro hebben. ‘Doe mij maar beesten, de rest boeit me niet’ zeggen ze dan. Feit is dat deze eenzijdige plaatjesmaker vaak een hoog niveau haalt in zijn eigen comfortzone. Wat zou er gebeuren als hij een tijdje iets heel anders heel boeiend zou vinden?
De ‘ik-fotografeer-alles-wat-los-en-vast-zit’ plaatjesmaker
Dit is de swaffelaar onder de plaatjesmakers. Hij richt op ongeveer alles zijn lans, uh lens. Hij vindt alles leuk, maar blinkt nergens in uit. De generalist heeft altijd iets te schieten. Dat is zijn voordeel. Nooit op zoek naar dat ene, altijd tevreden met alles. Het is de fotograaf van het ‘lucky shot’. Er zit altijd wel iets tussen. Hij waait met alle winden mee, maar inspireert anderen en brengt ze op nieuwe ideeën.
De ‘ik-fotografeer-alleen-voor-mezelf’ plaatjesmaker
Dat is de kunstenaar onder de plaatjesmakers. Meestal ook de praatjesmaker onder de plaatjesmakers. Hij bedrijft zijn kunst alleen voor zichzelf en het boeit hem niet wat anderen ervan vinden. Post zichzelf ondertussen suf op forums en stuurt elke dag wel iets in voor een fotowedstrijd. En wint hij wat, dan veinst hij stom verbaasd te zijn en zonder enige emotie.
Ik heb onlangs het volledige negatieven archief van mijn vader plaatjesmaker moeten weg gooien. Geen bestemming voor gevonden. Niemand was geïnteresseerd. De man fotografeerde dus uiteindelijk zijn hele leven alleen voor zichzelf zonder dat te weten. Maar wie droomt er nou niet van om een onsterfelijk fotoarchief na te laten?
De ‘ik-wil-een-nieuwe-start-maken’ plaatjesmaker
Deze zie je steeds vaker. Geboren uit de crisis of uit de schoot van het UWV. Baalt van zijn baan of zijn langdurige werkeloosheid en droomt van een nieuwe carrière als beroepsnatuurfotograaf (sinds kort een nieuw beroep). Schaft met financiële ondersteuning van anderen alle noodzakelijke gereedschappen aan voor zijn nieuwe klus. Begint eerst met familiefeesten en partijen, kijkt de kunst af van toekomstige collega’s, speelt leentjebuur voor soorten en locaties en maakt een website en visitekaart. Doopt al zijn vroegere vakanties om tot fotoreizen en strooit zijn oude fotoalbum uit op social media. Blijft nog wel part time werken, want hij heeft er eigenlijk geen vertrouwen in dat het ooit gaat lukken.
De anonieme plaatjesmakers
Regelmatig kom je op fora echt fantastische foto’s tegen. Gemaakt door hobbyisten die in hun vrije tijd zo af en toe wat fotograferen. Hebben meestal een compact-, hybride- of tegenwoordig ook een heel aardige systeemcamera. Voor een groot deel geholpen door veel automatisering, maken ze de meest geweldige plaatjes. Het is de grote fotomassa. Hebben geen ambities, maar weten wel hoe met het apparaat om te gaan en trekken er lekker op uit. Delen met het grootste gemak al hun bijzondere vondsten met ongeveer iedereen en zijn vaak lid van een fotoclub of groenvereniging. Hun foto’s vinden gemakkelijk de weg naar zuinige uitgevers en gratis fotostock, want geld hoeven ze er niet aan te verdienen. De eer is voor dit type plaatjesmaker al ruim voldoende.
Ach nostalgie. Ik word er soms weemoedig van. Welke plaatjesmaker ben jij eigenlijk?
PS overal waar hij/zijn staat, zou het dus net zo goed zij/haar kunnen zijn. Gelukkig steeds vaker zelfs.
Ik betrapte mezelf erop in het begin van mijn natuur fotocarrière (voor wat het waard is op de schaal van Bart Stornebrink tot Fred Hazelhof), dat het heilige doel was om vooral zo dicht mogelijk op je onderwerp te kruipen. Pas dan kon je laten zien dat je alles onder controle had. Je kon je onderwerp blijkbaar dresseren en je beheerste je fototechniek. En als beloning oogstte je applaus voor je facetoogjes en je headshots. Pas veel later toen ik besefte dat de natuur alleen kan bestaan dankzij biotopen en ecologische hoofdstructuren, zoomde ik uit voor ‘the big picture’. Mijn adagium werd; de context is belangrijker dan het onderwerp. Waar woont het, wat doet het daar en kan het zonder dat wel overleven. Natuur kreeg structuur. Ook niet heel romantisch, maar wel cruciaal. Alles heeft met elkaar een verbinding en juist die verbinding in beeld brengen is de uitdaging. Beestje in het kadertje, daar staan de veldgidsen al vol mee.
Ooit werd ik na een lezing ‘beschuldigd’ van het maken van louter registratieplaten. Nee dan de lensbaby babes het zaaltje daarnaast, die maakten pas kunst. Ik liep weer eens een trend achter. Maar na-apen en meedoen levert wel ervaring op. Weten wat je niet meer wilt, dat weet je pas nadat je het hebt uitgeprobeerd. Dus heb ik me ook een tijdje bekwaamd in hele dromerige, onscherpe foto’s met veel extra lampjes, kartonnetjes en andere decorstukken. Niet bevallen. De Libelle is niet mijn opdrachtgever.
Nou is het tegenovergestelde ook niet heel origineel meer. Met je groothoek naar de wereld kijken. Zelfs de macro groothoek heeft zijn intrede gedaan. Maar ook daar hebben we al Baas boven baas. Mijn pleidooi is eigenlijk om het lekker allemaal gewoon te proberen. Maar begin dan eerst eens van buiten naar binnen waar te nemen. Te genieten, te verwonderen, te onderzoeken. En duik niet meteen met je neus in de boter. Die koetjes in een grazige wei zijn de oorsprong van dat smeersel. En zonder die prachtige wolkenluchten kan het gras niet groeien. Pas in laatste instantie maak je die prijswinnende foto van een mol op molshoop. Of makkelijker, een bij op boterbloem. Met je groothoek, dat dan weer wel. Want anders is het ook maar weer een gewone ‘registroatieploat’.
]]>
Deze maand was het weer zover. Jaarlijks bakkeleien we over het rapen van de eerste kievitseitjes. Ondanks dat een ruime meerderheid inmiddels tegen deze ‘traditie’ is, blijft het maar door zeuren. Maar wat is nou het kenmerk van een traditie. Dit is wat Wikipedia erover meldt;
Een traditie (Latijns; trádere, overleveren) is een gebruik of gewoonte die van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven. De functie hiervan is het in stand houden van de maatschappelijke stabiliteit. Tradities kunnen als waardevol worden beschouwd en boven alle kritiek verheven, maar ook als conservatisme dat remmend werkt op de vooruitgang. Hoewel tradities statisch kunnen lijken, veranderen en vernieuwen deze voortdurend.
Ik heb deze uitleg een keer of tien gelezen en pik er steeds die laatste zin uit. Maar dat komt misschien omdat ik u graag naar mijn punt wil leiden. Laat ik voorop stellen dat ik over geen van de tradities ook maar één oordeel wil uitspreken. Het gaat mij er vooral om hoe we omgaan met onze eigen tradities waar we zo aan vastklampen. Wat een andere cultuur doet, dat moeten ze zelf weten. Onthoud voor we verder gaan even deze zes basis emoties die tradities in stand houden; vreugde, verdriet, woede, angst, verbazing en walging.
Wat is de oorsprong van ons volksvermaak
Met betrekking tot de natuur leven er veel tradities. Heel lang geleden kwamen die voort uit religieuze hoek, of waren gerelateerd aan leefgewoontes en de noodzaak om te overleven. Veel tradities komen voort uit puur volksvermaak. ‘Geef het volk brood en spelen en ze houden zich koest’. Kwelspelen werden ze genoemd. Het ‘ganzen trekken’ is een volksvermaak dat voortkomt uit het ‘ganzen meppen’. Noodzakelijk om de ganzenpopulatie te beheersen. Maar het losrukken van de kop van een levende gans, daar zitten veel ongewenste moties onder. En ook het ‘zwientie tikken’ is heel vermakelijk vooral voor dronken heren met een ego probleem, maar de stress die dat het dier oplevert is het niet waard. En van het ‘palingtrekken’ zijn we gelukkig al heel lang verlost. Komt misschien ook, omdat het beest te duur is geworden om aan te gaan hangen. De opstand tegen deze afschaffing, de palingoproer, kostte 26 burgers het leven. Pure woede.
Een levende gans de kop afrukken is niet leuk en van generlei waarde. Ook niet van een dode trouwens.
Het breken met tradities, zoals tijdens het paling oproer, kost soms zelfs mensenlevens.
Boter op ons hoofd
We winden ons allemaal op over het traditioneel afslachten van dolfijnen op de Faeröer eilanden en het traditioneel afsnijden van de strot van een schaap. Maar ik vind het lastig om daar een mening over te geven als je niet uit dezelfde cultuur komt. Want tradities veroordelen van andere culturen is niet aan ons gegeven. Wij stoppen kreeften ook levend in een pan met kokend water tenslotte. De grens wordt voor mij bereikt als we een ander levend wezen geweld aan doen. Het laten lijden voor ons plezier of genot. De economische basis is er meestal al lang geleden uit verdwenen, evenals de religieuze onderbouwing. De emoties die over blijven bij het ter discussie stellen van deze tradities zijn de ‘woede’ om je niet door anderen hun wil op te willen laten leggen, en de ‘angst’ om te moeten veranderen. Want angst is van alle emoties de krachtigste drijfveer om van je af te slaan. Niet open staan voor de redelijke tegenargumenten dat het echt klaar is met je traditionele martelpraktijken. Eieren rapen van een beschermde diersoort is geen discussie meer, dat is ‘remmend op de vooruitgang’. In dit geval die van de kievit, de vogel van 2016. Dus de hotemetoten die nog op zo’n eitje zitten te wachten, ooit bedoeld om hen te melden dat het voorjaar was begonnen en dus dat het zaai-seizoen was ingegaan, die mogen nou eens het goede voorbeeld geven. We hebben daar tegenwoordig het KNMI voor. Tragisch voor Friese stijfkoppen, maar magisch voor het trieste beest. En voor het algemeen belang voor zover dat nog bestaat.
De blauwborst is vanaf maart in het land, dus staan we weer met z'n allen rietkragen plat te trappen waar zij en vele andere rietvogels willen broeden.
Heidekikkers fotograferen in maart is een oude fototraditie. Maar er sneuvelen daarbij heel veel larven en ander bodemleven. Niet de moeite waard dus.
Klokjesgentiaan heeft een hele belangrijke functie. Hij zorgt samen met de mieren voor het voortbestaan van het zeldzame gentiaanblauwtje. Heel houden dus.
In maart weer allemaal de polder in om je eerste paalgrutto te scoren. Maar is dat wel zo milieu- en diervriendelijk met die ronkende auto in een kwetsbare polder.
Traditioneel broedgebieden plat trappen is niet meer van deze tijd.
Wat is zijn toekomst als wij niet willen veranderen. Hij kan dat niet.
Traditioneel fotograferen we elke jaar weer dezelfde onderwerpen op hetzelfde moment. En niet zelden vernielen we het natuurlijk evenwicht van de omgeving van ons onderwerp, doordat we er met z’n allen tegelijk op af stormen. Heidekikkers in maart zijn heel leuk om te doen, maar in sommige poelen wordt er meer dril vertrapt dan goed is voor de soort. En het broodnodige bodemleven rond het zeldzame pimpernelblauwtje wordt vaak flink verstoord door net even teveel foto enthousiasten. Bedenk dus ook of jouw fototraditie nog wel van deze tijd is. En, welke emotie overheerst er nu bij u?
]]>Ik las van de week op Nu.nl dat de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit een webshop heeft gesommeerd om groene Stevia (honingplant) van de site te verwijderen. Niet omdat het gevaarlijk zou zijn voor de volksgezondheid, maar omdat het etiket ‘novel food’ hen de das om deed. Novel foods zijn voedingsmiddelen en ingrediënten die niet eerder binnen de Europese Unie als voedingsmiddel werden verkocht. Nieuwe voedingsmiddelen of ingrediënten, moeten voor introductie worden getoetst aan de Europese Verordening inzake nieuwe voedingsmiddelen. De uitgangspunten voor deze verordening zijn dat het nieuwe voedingsmiddel:
- geen gevaar mag opleveren voor de consument
- de consument niet mag misleiden
- niet minder voedingsstoffen mag leveren dan het originele product
De Cranberry is zeer rijk aan vitamine C en goed voor de blaas. Puur natuur op Terschelling.
De wilde aardbei is eetbaar, maar ziet er mooier uit dan hij smaakt. Toch maar de gekweekte versie dan.
Als ik dat lees, dan gaan de radertjes van mijn dwarse geest onmiddellijk overuren draaien. Voorop gesteld dat het prima is dat er instanties zijn die waken over onze gezondheid. Zo proberen ze ons te beschermen tegen voedseloplichters. Maar wat mij in deze zaak opviel was, dat de weerstand tegen een natuurlijke zoetmaker als Stevia wel buiten proportioneel heftig en nogal vasthoudend is. Ik kan dan een samenzweringstheorietje niet onderdrukken. Als ik kijk naar de voorwaarden waaraan het plantje moet voldoen, dan zie ik geen belemmeringen. Stevia wordt inmiddels al in veel producten verwerkt, of is als poeder verkrijgbaar. Maar als los plantje mag u het dus niet aan de mens brengen.
Gratis voedsel
De natuur heeft ons veel goeds gebracht. Vele kruiden uit eigen bos en tuin doen ons goed, of geven smaak aan ons eten. We kokkerellen met brandnetel, paardenbloem, daslook en zuring. En voor allerlei kwaaltjes hebben we valeriaan, smeerwortel en duizendblad ontdekt. Of het allemaal werkt, daar heb me niet in verdiept. Ze zijn in ieder geval niet verboden en u mag er mee doen wat u wilt. Dus daar zit dan ook mijn achterdocht tegenover de voedselpolitie.
De natuur levert ons gratis goederen. Voor iedereen toegankelijk (en fotogeniek bovendien). Maar zodra een Unilever, een Van de Berg & Jurgens, een Sarah Lee of een Coca Cola company een grondstof claimt, het manipuleert en het exclusief toevoegt aan haar producten, dan spelen ineens andere belangen. Drugs als suiker, zout en vet, worden geproduceerd door hele machtige producenten die leveren aan hele grote voedseldealers. En die hebben hele grote belangen. Bovendien betalen zij die voedselpolitie. Maar hoe kan het dan, dat als we wetenschappelijk aantonen dat hun producten zo ongeveer de gehele wereldbevolking verslaafd maken, dat er dan ineens geen voedselpolitie is die hen verbiedt om die rommel op de markt te brengen. Want hun suikers zijn behalve verslavend ook inmiddels bewezen dodelijk. Net als hun nicotine, hun alcohol, hun natrium en hun verzadigde vetten. Maar dan is het ineens onze eigen verantwoordelijkheid en volstaat voorlichting en zelfregulering.
Daslook smaakt zachter dan knoflook en je kunt er heerlijke pesto's van maken. Ook lekker in sausen en soepen.
Klaverzuring bevat veel vitamine C en is heerlijk door een frisse zomersla.
Zet het gemiddelde supermarktproduct nou eens af tegen die drie voorwaarden waaraan nieuwe grondstoffen moeten voldoen en driekwart kan zo de destructieoven in. Wij voedseljunkies zouden juist beschermd moeten worden tegen deze bonafide voedselterroristen, in plaats van tegen een onschuldig plantje. Vertrouw dus vooral op producten uit de natuur, want die zijn bijna altijd puur.
Bitterzoet ziet er smakelijk uit, maar je gaat er dood aan als je een zwak gestel hebt. Weet wat je eet!
Smeerwortel als zalfje geneest wonden wonderwel. Niet giftig, maar ook niet bedoeld om op te eten.
Naschrift
Veel van de eetbare of geneeskrachtige planten zijn erg de moeite van het fotograferen waard. Vaak bloeien ze heel uitbundig, of hebben mooie groeiwijzen. Fotografeer ze niet alleen in detail, maar ook in hun uitbundigheid in hun omgeving. Of combineer in de foto ook de insecten met deze planten. Vele daarvan zijn nuttige waardplanten of geven bescherming of voeding aan hun bezoekers. Ze zijn dus niet alleen goed voor de mens, maar waren dat al eeuwen ook voor de natuur zelf.
Het landkaartje gebruikt de brandnetel als waardplant. De brandnetel is in thee verwerkt goed voor heel veel dingen. Als plant dus ook goed voor de natuur zelf.
Maak een dusdanige opstelling dat als het toevallig wel een keer sneeuwt, dat dan je takken en stronken mooi genoeg zijn voor een laagje sneeuw of rijp. Wees er dan wel snel bij, anders is het mooie er al weer vanaf. Maak als het even kan twee voer- en fotoplekken. Sommige soorten hebben een hekel aan teveel drukte en kiezen dan een rustiger plekje.
En behalve tuinvogels kun je natuurlijk ook nog rondtoeren met je dampende schuilhut langs kust en polder. Vogels zijn iets minder vliegvlug door kou en honger. Ben ik alleen vanuit milieu oogpunt niet zo’n voorstander van.
Het is even zoeken, maar een pijpestrootje met bevroren druppels levert een prachtige wintermacro op.
Wintermacro
Als je goed zoekt en kijkt , dan zijn er in de winter ook nog genoeg onderwerpen die zich lenen voor macrofotografie. Diverse mossen, korstmossen en schimmels zijn er de hele winter door. Maar ook kevers en de winterjuffer zijn te vinden en sommige paddenstoelen doen het ook gewoon nog goed in zachte winters. Ook slapende boomknoppen zijn prachtig van dichtbij en er is altijd wel een plant die in de war is. Maar ook hortussen, kwekerijen en vlindertuinen zijn geschikt om je macrohonger te stillen.
Verder kun je natuurlijk je website of andere fotosites online bijwerken. Of je hele voorraad gelukte foto’s op Facebook en fotofora plaatsen. Maar misschien is de winter ook een periode om even de vermoeide fotokop te resetten en nieuwe ideeën op te doen door naar andere (betere) fotografen te kijken. Of door fotoboeken te lezen en natuurfilms te kijken. Zodat je straks in de lente weer helemaal fris aan een nieuw seizoen begint.
Je kunt natuurlijk ook gewoon eens helemaal iets anders gaan doen. Dat werkt ook. Spelletjes bij de open haard bijvoorbeeld. Goed voor de sociale contacten. Want die lijden de rest van het jaar al genoeg onder onze passie.
met dezelfde mensen wensen en dezelfde mensen streken. Dat zouden wij als mens oh zo graag willen. Dieren begrijpen en ermee communiceren. Mooi streven dat zeker, maar hoed u voor het verkeerde sentiment en de misplaatste interpretatie. Het dierenrijk is geen fabeltje. Dieren hebben hun eigen taal. En wij de onze. Verbaal en non verbaal. Elkaar begrijpen doen we nog niet echt.
Huisdieren doen niet mee
Laat ik beginnen te stellen dat ik voor het gemak het huisdier buiten beschouwing laat. Je bent tenslotte te gast bij natuurfotografie.nl. Huisdieren reken ik niet tot natuur. Huisdieren zijn van een heel andere orde. Niet dat hun gedrag minder dierlijk is. Maar we praten ertegen alsof het een familielid is. Dichten het bijzondere (menselijke) gaven toe en hebben er vooral veel fysiek contact mee. Huisdieren hebben geleerd om ons te ‘pleasen’. En daar trappen we met z’n allen heel graag in. We verwennen onze behaarde huisgenoot tot aan de dood. Voor het overige hebben we een deal met elkaar gesloten. Jij doet lief tegen mij, dan doe ik lief tegen jou. Ook tot aan de dood. Tot zover geen onderscheid met een normale menselijke relatie. Maar het is niet mijn ding.
Maar wat is dan wel natuurlijk gedrag? Gedragen dieren zich wel natuurlijk? Wat is hun echte natuur? Zijn de tamme vossen in de AWD en de Koniks in de OVP nog wel wilde dieren? Gedragen die zich nog wel zoals je dat van hen zou mogen verwachten. Schuw bijvoorbeeld, migrerend, territoriaal, onberekenbaar. Of hebben we er zo langzamerhand ook huisdieren van gemaakt. Je kunt gerust stellen dat wij mensen zó gek op dieren zijn, dat we ze zo snel mogelijk naar onze hand willen zetten. Om er zoveel mogelijk contact mee te kunnen hebben. Ervan genieten zoals je wilt. Maar waar gaat het ‘knijpen’. Waar gaan wij een grens over die voor het beest niet goed is en te lange leste ook niet voor ons mensen.
Wie het weet mag het zeggen
Wat natuurlijk scheelt is dat wij op de ‘juiste’ wijze voorgelicht worden door de autoriteiten van de natuur. Mensen die ons meenemen in de wondere wereld van onbekende dieren. Sir David Attenborough en Jaques Cousteau waren pionier op dit gebied. Zij lieten zich in één frame vereeuwigen met een diersoort. Waardoor wij de gedachte kregen dat dieren daar ook op zaten te wachten. Steve Irwin deed er later nog een schepje bovenop. Hij gingen zelfs gooien en smijten met beesten. Want dat was ‘educatief verantwoord’. Totdat hij heel even een miscommunicatie had met een pijlstaartrog. Natuur is een product geworden. En daar kunnen wij niet genoeg van consumeren. Dus heb je vraag en aanbod. En als ouwe marketeer weet ik maar al te goed dat je je product in hapklare brokken moet aanbieden aan je doelgroep. Want laat je het beest in zijn waarde, dan is het niet veel waard. Nee, dat vraagt om toegevoegde waarde, anders verkoopt het niet.
Kennis is macht in deze. De natuurfotograaf en natuurfilmer weet maar al te goed hoe je een beest voor het glas weet te krijgen. Daar is vaak jarenlang kennis en onderzoek voor nodig. Op het moment dat het je lukt, dan voelt dat als een overwinning. Er is spanning en euforie. Het grote genieten. Maar ook als je je telefoontje richt op een bijzondere waarneming, dan ervaar je dat net zo. Het maakt niet uit wie je bent, wat telt is het moment.
Papegaaien gedrag
Maar dan gebeurt het. We gaan viral. Het filmpje moet aan de wereld worden getoond, want je wilt delen, delen en nog eens delen. In die tijd leven we nou eenmaal. Jouw geluk is ons geluk. Wat dan volgt is de wijsheid van het volk. Het oordeel, de interpretatie, de mening over wat wordt getoond.
Toen ik laatst een filmpje zag van een reekalf dat zich liggend op de vluchtstrook van een snelweg bevond en werd ‘gered’ door een voorbijganger, toen zag je aan de reacties dat we als echte mensen kijken naar deze ‘reddingsactie’ en niet vanuit de kennis van de natuur. Niemand wist te vermelden dat het beest zich simpelweg ‘drukte’, omdat moeder ree net iets te vroeg of net iets te laat had geblaft. Want dat doen reeën moeders. En reeën kindjes doen wat hun moeders zeggen. Binnen een seconde. Dat zie ik mensenkindjes trouwens maar hoogst zelden doen.
Of dan het filmpje van een ‘huilende’ zwaluw die naast de roadkill zit van zijn partner (de mensen wisten ook al te duiden dat het een hij was, want dode vrouwtjes doen het beter). Dat het beest geluiden maakt om te kijken of er nog leven in zit en vervolgens direct op zoek gaat naar een partner die het nog wel doet, dat lees je nergens. Maar dat kun je ons mensen niet kwalijk nemen. Daar heb je deskundige input voor nodig. Voorlichting, het tegengeluid. Mensen zoals Desmond Morris voor de wetenschappelijke duiding en Midas Dekkers voor de relativering. In De Nieuwe Wildernis zit een scene die mij echt even deed huiveren. ‘Een roodborst neemt afscheid van een oude vriend’ vertelt de geëmotioneerde ingehuurde voiceover acteur. Terwijl het vogeltje in de strenge winter slechts op zoek is naar de parasieten in het kadaver van een gestorven Konik veulen. Aan die informatie hebben wij meer en de natuur ook. Voor het betere begrip en de juiste emotie.
Wat maakt het nou uit
Is het nou allemaal wel zo erg dat wij de beesten vermenselijken? Ik hoor sommigen alweer zeggen ’als mensen nou van dieren genieten, laat ze dan’. Ondanks de dooddoener, is het ook waar. Maar diersoorten sterven uit, omdat wij hun wereld niet kennen. Soms onbewust, vaker nog bij het volle bewustzijn. En natuurlijk is het omzagen van de woonwereld van de OerangOetang veel zichtbaarder, dan dat we geen vlinder meer over houden, omdat we onze kruidenweides hebben opgeofferd aan de agrarische monocultuur. Het lijkt soms wel dat hoe groter het beest, hoe kleiner de geest. Terwijl alle dieren tellen. Ze staan tenslotte met elkaar in verbinding voor het imponerende geheel.
Waar het mij om gaat is om een stapje terug te doen in onze handelzucht en interpretatiedrang als het om natuur gaat. Beheren is soms nodig om iets in leven te houden, natuurlijk, ben ik voor. Maar een maakbare natuur is eigenlijk nooit heel succesvol. En het begint met te accepteren dat dieren anders zijn dan wij, dat ze in bijna niets lijken op ons. Dat hun non verbale communicatie niet aan ons adres is gericht, maar aan dat van hun soortgenoten. Of hun vijanden. Dat een beest vastpakken en aaien vooral onze behoefte is en niet van het beest. Een jong dier is niet ’schattig’, een spin is niet ‘iew’, een aap ‘lacht’ niet en een vogel ‘zingt’ niet. Alles heeft een functie en die is niet voor ons bedoeld. Neem vooral waar en geniet en voorlopig meer niet.
Dus vanaf nu oogjes open en snaveltjes toe. Totdat we het grote mysterie hebben doorgrond. Dan kunnen we verklaren en duiden. Tot die tijd is het vooral met respect op afstand blijven en handjes thuis. Behalve bij je huisdier natuurlijk.
De natuur is van ons allemaal
Nederland is één van de dichtst bewoonde landen van deze wereld. En voor sommigen went dat. Ze groeien er mee op, of ze leggen zich erbij neer. Maar één van de symptomen van een dicht bevolkt land is, de behoefte om daaraan te ontsnappen. De populariteit van onze natuurgebieden is hard groeiende. Het aantal wandelroutes en fietsroutes vormt intussen ook het dichtste netwerk van de wereld. Maar echt helemaal ontsnappen aan de hectiek van de verstedelijking, dat wordt steeds moeilijker. Voor de Nordic Walker, de ATB-er, de ruiter, hondenuitlater, of ander type recratiemens zal het een verademing zijn, al die thematisch aangelegde ontspangebiedjes. Maar de natuurfotograaf is een heel ander soort recreatiemens. Toch?
Samen of alleen?
Ik moest er van de week weer aan denken toen ik de filemeldingen hoorde voor de Keukenhof. Ik weet dat velen genieten van die kleurrijke bloemenpracht, maar ik moet er zelf niet aan denken om tussen die dampende rij auto’s te gaan staan voor een stukje 'aangelegde natuur'. Voor mij – ik excuseer mij oprecht als ik mensen hiermee beledig - zijn het kitcherig aangelegde bloemperkjes. Ik sta dan liever in de Flevopolders, hectares vol met dezelfde blommekes, zonder files of busladingen toeristen. Gewoon in mijn eentje, in alle rust zonder die mensenmeute om mij heen (en in mijn zoeker). Datzelfde gevoel heb ik ook bij de files op de wildbaan. Ik kan de beleving van een burlend hert daar zelf moeilijk zien zonder de aanblik van de lokappels of de honderden mensen om mij heen. Mijn hoop op een uniek beeld vervliegt dan. Oprecht gezellig, maar op het moment van burlen hoor ik synchroon geklik en hebben we allemaal dezelfde plaat. Zowel ik, als de mensen om mij heen noemen zich natuurfotograaf, maar toch voel ik mij op die plek niet thuis. Voor mij is het niets meer dan mijn camera ergens op richten en een foto maken. Ik mis de passie, de beleving, de spanning, het concept. Ik mis de drive om in mijn eentje te worstelen om iets moois te maken. Het plaatje is voor mij niet voldoende, dan kan ik ook in een dierentuin fotograferen of in het Bayerische Wald. Het voelt té eenvoudig voor mij. Al doe ik dat ook op zijn tijd. Om te oefenen voor het echte werk.
Iedereen zijn eigen ding
Voordat ik nou weer iedereeen over me heen krijg die vindt dat iedereen op zijn eigen manier van de natuur moet/mag/kan/zal/gaat/wil genieten, dan toch maar even een waterscheiding aan brengen. Links af gaan we lekker naar buiten, genieten van de natuur op onze vrije dag. We kletsen wat met voorbijgangers of met ons eigen gezelschap, maken zo af en toe een plaatje van iets moois dat we tegen komen, drinken een glas, doen een plas en alles blijft gewoon weer zoals het was. Niks mis mee. Oke wie zijn er nu nog over?
Ik schat de fotografen die rechts af zijn geslagen. De creatieve fotograaf die een goeie natuurfoto wil maken. Een rake plaat wil schieten waar hij of zij blij mee is en vol trots op zijn of haar mediakanalen kan presenteren. Voor hen even een vraagje tussendoor; hoeveel schilders ken jij die samen zitten te kwasten aan hetzelfde schilderij, hoeveel schrijvers ken je die met z’n allen zitten te pennen? Of hoeveel koks ken je die aan hetzelfde gerechtje staan te friemelen. Ja natuurlijk, muzikanten spelen samen. Maar schrijven die hun muziek ook niet in hun eentje?
Wie verstoort nou wie?
Mijn stelling is dat je geen kunst kunt bedrijven in gezelschap. Los dan van dat koortje, of dat dansgroepje. Weer terug naar de fotograaf. Gezellig samen op pad. Bijvoorbeeld in een auto met je maat en je rijstzakje de polder in. Leuke dag gehad. Thuis gekomen niet één scherpe plaat en achteraf steeds net op de verkeerde plaats gestaan. Of je ligt net lekker bij je orchideetje met een fotoideetje, vindt je maat het wel weer lang genoeg geweest. Of te koud, of te nat, of ander ongemak. En daar had jij nou net geen last van. Of je hebt eindelijk je vogel op de juiste plek, begint er een reisgenoot iets te vroeg te ontsluiten. Ook leuk, krakende takken en hoestende collega’s. En dan die fotograaf in je buurt die altijd en eeuwig ruzie heeft met zijn materiaal. Het aller ergste voor een kunstenaar is toch wel dat iemand je steeds zit na te apen. Precies hetzelfde onderwerp in precies hetzelfde licht in exact hetzelfde standje. Nou ja, of net ernaast dan. Natuurlijk is alles al door iedereen gedaan. Maar wil jij niet op dat ene moment in ieder geval het gevoel hebben dat jij iets unieks hebt beleefd en vast gelegd? Of is het samen delen je ultieme genot?
Doe het lekker op je eigen manier. Ben ik voor. Maar realiseer je dat je de verwondering, de verstilling, je inspiratie, je creativiteit, je gelukzaligheid en het succes niet uit een ander haalt, maar alleen uit jezelf. En aan een ander een beeld te danken hebben, is ook al niet echt bevredigend. Voor een echte fotokunstenaar.
Eindelijk erkenning voor één van de mooiste fotohutten van Nederland. Vivara heeft zich voor een jaar verbonden aan deze unieke fotolocatie. Naast nestkasten is er allerlei heerlijks voor de bosvogels voorradig. Jurgen Sloots je bent een kanjer! We zullen de vogelstand op de Noord Veluwe mede dankzij jullie hulp verder ondersteunen. http://bartfotografie.eu/verhuur
]]>
Maar wat is het tegenwicht van ‘gewoon’. Dat moet dan wel ‘ongewoon’ zijn. Dan staat dus tegenover alledaags en bekend, uitzonderlijk en uniek. Althans volgens de taalkundigen. Maar is dit niet allemaal nogal subjectief en afhankelijk van de beoordelaar? Wat voor de een heel normaal is, is voor de ander heel bijzonder.
Op de een of andere manier kan ik subjectiviteit als het om de natuur gaat niet plaatsen. Het houdt namelijk een oordeel in. Vind IK iets de moeite waard of niet. Word ik ergens opgewonden van of niet. Nog erger wordt het wanneer ik een ander ervan probeer te overtuigen dat iets uniek of alledaags is. Een waardeoordeel koppelen aan iets dat er gewoon is zoals het is, zonder onze invloed en meestal al veel langer dan dat wij er zijn, gaat altijd mank. Bij de natuur past nederigheid, verwondering en gepaste afstand.
Voor aanvang van mijn bosvogelworkshops hoor ik regelmatig de vraag; ‘wat zit er bij jou behalve de gewone soorten?’ De wedervraag is dan standaard ; ‘wat versta jij onder ‘gewoon’?. Voorspelbaar is dan natuurlijk dat de Appelvink en de Kruisbek in het algemeen worden beoordeeld als uniek en de Roodborst en de Merel als gewone soort. Ik heb wel eens getwijfeld om mijn cursisten in te delen in ‘gewoon’ en ‘bijzonder’. Zouden ze vast niet waarderen. Bovendien is het mijn classificatie en die klopt alleen voor mij. En ook dan zit ik er meestal naast als je iemand wat beter leert kennen. Beide kanten op trouwens.
Als je doel is om ergens een foto van te maken en dan het liefste een goede foto, dan is het onderwerp eigenlijk niet relevant. Elke soort is een ‘oefenobject’ om betere foto’s te leren maken. En juist de soorten die je vaker ziet, bieden je die kans om te oefenen. Tegen de tijd dat je iets ‘unieks’ (lees niet vaak voorkomend) tegen komt, dan kun je tenminste een beetje fotograferen en verpruts je die kans niet.
Ikzelf fotografeer nu zo’n veertig jaar, waarvan bijna tien jaar de natuur. De foto’s die ik nu maak zijn vaak beter dan die ik in het begin maakte. Of zelfs soms beter dan die van vorige week. Je leert altijd bij en een goede natuurfoto hangt van zoveel factoren af, dat ik nog steeds betere foto’s maak van de Koolmees en de Tijgerspin. En na acht jaar Bijeneters blijven ze me nog steeds boeien en worden de foto’s nog steeds beter. Voor mij een ‘gewone’ soort, voor mijn cursisten een hele bijzondere.
Ik geniet van alle dieren. Van hun kleuren, hun gedrag, hun vitaliteit en hun geluid. En net als bij mensen, is ieder individu uniek. Kijk er maar eens wat langer naar in plaats van door te jagen naar de volgende buitenkans. Want die komt toch wel een keer vanzelf. Een gewoon leven onderscheid zich van een bijzonder leven, door ‘het’ maar gewoon te laten gebeuren en er dan schaamteloos van te genieten. Wie, wat, waar dan ook.