Het zat er al vroeg in. Kwik, Kwek en Kwak speelden op het schoolplein al de baas over de andere eendjes. Juf eend had alle moeite om de baas te blijven in de klas en de pleinwacht eendjes hadden hun handen vol aan de drie bengels. Alle drie droomden ze van een leven zoals dat van oom Dagobert. Die was de baas over Duckstad, want hij had de macht. Hij bezat namelijk al het geld en dan kun je doen en laten wat je wilt. Je kunt zelfs de hele eendenkooi kopen en iedereen naar je eenden poten laten dansen. Maar zover was het nog lang niet en daar moest iets op gevonden worden.
Al gauw ontdekten de drie eendjes dat ze de andere eendjes van alles op de vleugels konden spelden. Eendjes bleken net als alle andere dieren alleen maar geïnteresseerd te zijn in een warm nestje, voldoende te eten en zo af en toe een vlucht naar warmere streken.
Van nature waren ze alle drie al heel erg goed in het overdrijven, het fantaseren en het jokken vooral. De politieke talentjes hadden grote voorbeelden waaraan ze zich optrokken. Zo waren eend Julius, eend Adolf en eend Pim en nog een heleboel andere enge eendjes hen al voor gegaan. De KKK-club leek hen ook wel wat, maar die bestond al. Zij leerden dus al heel jong hoe je het eenden volk eronder kon krijgen. En dat heette populisme. En dat is bijna net zo effectief als botulisme.
Zo had eend Julius bedacht dat als je het eenden volk brood en spelen geeft, je ze dom en mak kan houden. Dat vond Kwik wel een goeie strategie. Hij deed allemaal mooie beloftes die hij niet na zou komen. Hij schetste allemaal mooie krooskrachtplaatjes, maar wist vooraf al dat niemand daar iets van zou merken. En hij maakte alle eendjes wijs dat hij wilde verbinden, dat hij er voor alle eendjes was. Maar alleen zuster eendjes kunnen dat. En Kwik vindt dat als een eend maar hard genoeg zijn best zou doen, hij als vanzelf een zwaan zou worden. Of misschien zelfs Dagobert Duck. Maar dan moest je wel eerst andere eendjes oplichten. Want van hard zwemmen, daar word je niet rijk van.
Kwik, Kwek en Kwak
Kwek daarentegen wist dat als je eenden soorten tegen elkaar opzet, je uiteindelijk de macht kon grijpen. Het was de verdeel en heers strategie van eend Adolf die hem aansprak. Hij creëerde een probleem dat er niet was en liet alle eendjes geloven dat hij dat wel eens zou gaan oplossen. Eendjes die van ver kwamen en met een hoofddoekje om in de vijver zwommen, die waren achterlijk. En eendjes die wat moeite hadden om hetzelfde te kwaken als hij, die moesten zich maar gauw aanpassen. En hoe minder van die eendjes, hoe beter. Ook ontdekte hij dat als je er zelf maar zo wit mogelijk uitziet, dat de andere eendjes vanzelf wel zouden geloven dat wit de mooiste en enige eenden kleur is.
En Kwak was vooral gecharmeerd van het inspelen op onderbuik gevoelens, waarheden creëren die niet bestaan en beloften doen die je niet waar kunt maken. Dat was meer de strategie van misleiding en demagogie. Hij was verreweg de ijdelste van de drie, net als zijn grote voorbeeld eend Pim. Als je maar moeilijk gesnater gebruikt en opschept dat jij toch wel heel erg goed was op de eenden school, dan zouden de andere eendjes geloven dat hij heel slim en wijs was. En als je dan gaat samenwerken met een hele oude eend, dan lijk je zelf heel jong en vitaal. Kwak zou in z’n eendje wel eens alle normen en waarden die eeuwen lang waren opgebouwd, in één keer in de plomp gooien. Want het roer moet drastisch om.
Alle drie hadden ze natuurlijk ook eigenschappen gemeen, anders konden ze nooit op de eenden troon terecht komen. Vooral grootheidswaanzin en narcisme is wat ze delen. En dat is heel nuttig als je politiek leider wilt worden. Vergezichten schetsen en altijd gelijk hebben, dat wordt van dikke ikke eenden verwacht. Dan krijg je zelfs de ganzen en de zwanen achter je. Maar je kunt natuurlijk niet alle zwemmertjes op de kant krijgen. Dus moeten er een paar lelijke eendjes gevonden worden. De meerkoeten, de zwarte zwanen en nog een paar zomergasten die tijdelijk hier kwamen broeden, waren de pineut. Die zorgden voor overbevolking in de eendenvijver. Die moesten maar weg. En als dat niet lukte, dan liet Kwik ze nog wel ergens onderbetaalde baantjes trekken in een of andere sloot achteraf. Ver uit het zicht van de Vinex eendjes. Want wat je niet ziet, dat bestaat niet. Kwek roeptoetert dat er teveel van zijn en dat ze het water moeten verlaten. Kwak doet aan geschiedvervalsing en zegt dat alle eendjes vroeger wit waren, maar dat ze teveel samen met soepeendjes hebben rond gedobberd.
Wat ze ook delen, is een sterk minderwaardigheidscomplex. Al vanaf jongs af aan werden ze nooit helemaal serieus genomen. Kwik vond maar geen mooie vrouwtjes eend, Kwek was niet moeders mooiste en het lelijke eendje van de familie. En Kwak werd door alle slimme eendjes gezien als lokeend en mocht nergens aan meedoen. Dus werden ze boos op de eenden wereld en verzonnen een toneelstukje dat hen naar de macht zou helpen. En die rol spelen ze erg goed, want voor veel volgzame eendjes werkt het prima. Rond de elf eenden zetels levert het hun gemiddeld op en gedrieën verdelen ze de macht. Maar macht deel je niet en voor samen werken waren Kwik, Kwek en Kwak niet in het nest gelegd. Dan moet je concessies doen en compromissen sluiten. En daar zijn machtige eendjes niet zo goed in. Samen voor ons eigen, spetteren we ons er wel doorheen. Dat is wat ze het liefste willen.
Maar waar ze eigenlijk het aller bangst voor zijn, is dat het echt helemaal alleen op hen aankomt. Want dan zakken dikke ikke eenden door het ijs. Dan blijkt dat al dat gekwek helemaal nergens op slaat. Dat ze alleen maar plannetjes maken voor maar een klein groepje eenden en dat de hele eenden populatie dat op een gegeven moment door krijgt. En dan staan ze weer helemaal in hun eendje. En van alle doemscenario’s’ die Kwik, Kwek en Kwak hebben bedacht, is dat geen aandacht krijgen, ongeveer het allerergste is dat hen kan overkomen. Dus zolang de radio en televisie eendjes ze een microfoon onder de snavel drukken, zullen we nog wel even naar hun gesnater moeten luisteren.
Om maar eens met een paar linkse bad eendjes af te sluiten; eendje Henny; ‘er zit een knop op je tv, die helpt je zo uit de puree’. En eend Herman heeft het helemaal goed begrepen; ‘spetter, spetter, spater, lekker in het water. Wacht maar niet op mij, ik kom een druppel later!’